Hier zijn we weer!
Zoals stilaan de gewoonte wordt, zullen we ook deze post
weer starten met de treinreis. Deze verliep, zoals we inmiddels van de
Russische spoorwegen gewend zijn, weer zeer vlotjes. Net als vorige keer
bestond onze coupécompanie uit een Russisch koppel vijftigers. Het niveau van
het Engels is hier recht evenredig met de nabijheid van Europa, dus was het
deze keer weer een heel pak moeilijker om een behoorlijk gesprek te voeren. Na
veel handgebaren en wat hulp van ons Russisch vertaalboekje kwamen we te weten
dat zij een technisch ingenieur was, hij een zelfstandige en dat ze samen een
25-jarige dochter hadden die voor een internetwinkel werkte, of er zelf één had
opgericht. Dat laatste kunnen we echter niet met zekerheid zeggen, net zomin
als we konden achterhalen in welke branche haar man zaken deed (“not
important”). Enfin, het was aangenaam gezelschap en een dito rit.
Aangekomen in Jekaterinenburg begaven we ons naar het hostel
waar we de eerste avond zouden verblijven. Het hostel waar we de volgende drie
nachten zouden verblijven was de eerste nacht helaas volgeboekt, dus weken we
voor één nachtje uit naar één van de andere drie hostels die onze boekingwebsite
ons aangaf. De eigenares, een jonge vrouw die heel enthousiast haar werk deed,
was ongetwijfeld één van de meest vriendelijke mensen die we in Rusland al zijn
tegengekomen. Een Hostel in Rusland is overigens niet hetzelfde als een Hostel
bij ons, of elders in Europa. Hier is het vaak niet meer dan een
tweekamerappartementje dat clandestien de bestemming als hostel werd
meegegeven. Omdat het clandestien is kan je uiterlijk dan ook helemaal niets
van naambordjes of richtingaanwijzers terugvinden. Op voorhand het precieze
adres noteren en de weg opzoeken is dus de boodschap.
Het internationale gezelschap dat makkelijk het begin kan vormen
van een flauwe grap (een Nederlander, een Duitser, een Zweed en een Koreaan),
was erg aangenaam. We dronken samen wat wijn en spraken over koetjes en
kalfjes. Samen met de Nederlander, Pieter, gingen we naar een plaatselijk
Russisch restaurant. Het leuke was dat Pieter, een 58-jarige manager uit
Amersfoort, zijn reis net iets beter dan ons had voorbereid en al vier jaar
Russische lessen aan het nemen was. Het voordeel hiervan was dat we niet enkel
een lang en interessant gesprek over taal konden voeren, maar dat we ook eens
een lekkere salade konden bestellen zonder dat er een volledige pot mayonaise door
vermengd zat.
Ondanks het goede gezelschap waren we blij dat we de
volgende dag van hostel konden switchen. Onze matrassen waren flinterdun, zodat
het bijna leek alsof we op hout sliepen. Met stramme botten verhuisden we naar
een ander deel van de stad. Het verschil met onze vorige slaapplaats was groot.
Voor hetzelfde geld kregen we hier een mooie slaapzaal met nieuw meubilair,
goede matrassen en een moderne inrichting. Nieuwe omgeving, nieuwe vrienden en
dus leerden we al gauw Nikita kennen, een Russische fotograaf van 31 en een
Amerikaans-Canadees koppel Jen en Blain. Veel tijd om meteen uitgebreid kennis
te maken hadden we niet, want we hadden met de mensen uit het vorige hostel
afgesproken om naar een ijshockeywedstrijd te gaan kijken in de Kontinental
Hockey League. De KHL is de Euraziatische tegenhanger van de NHL, de bekendere
Amerikaanse hockeyleague. Aangezien ijshockey de nr. 1 sport is in Rusland,
mocht er wat spektakel en ambiance verwacht worden. De 5500 plaatsen tellende
arena was voor dit treffen bijna volledig uitverkocht. De ticketprijzen leken
uit de soviettijd te zijn gekatapulteerd en varieerden tussen de 5 en de 22
euro. Wij stelden ons tevreden met een ticket van 10 euro, wat ons een plaatsje
op rij 15 achter de het doel opleverde. De wedstrijd was erg spannend en
eindigde op 4-3 voor Jekaterinenburg, een score die na het eindsignaal heel wat
vreugdetaferelen opleverde.
De volgende dag spraken we met Jen en Blain af om de stad te
verkennen. Gemakkelijkheidshalve had de toeristische dienst een rode lijn door
de stad aangebracht die langs alle bezienswaardigheden leidde. Als ik zeg dat
twee van de belangrijkste bezienswaardigheden een monument voor de Beatles en
een monument voor Michael Jackson waren, moet ik u al niet meer vertellen dat
Jekaterinenburg niet over het meest interessante werelderfgoed beschikt.
Eigenlijk is de stad om twee dingen bekend. Ten eerste omdat het de
geboorteplek is van Boris Jeltsin, de eerste president van het onafhankelijk
Rusland na de val van de Sovie-Unie. En ten tweede omdat het de stad is waar in
1918 de laatste Russische Tsaar, Nicolaas II en zijn familie naartoe werden
verbannen na de oktoberrevolutie. Uit angst dat de Tsaar of één van zijn
erfgenamen later alsnog de troon zou opeisen, besloot bolsjeviekenleider Jakob
Sverdlov om Nicolaas, diens vrouw, hun 4 dochters en hun enige zoon bruutweg om
het leven te brengen in de kelder van het huis waar ze verbleven. Hun restanten
werden vervolgens 40 kilometer buiten de stad in een verlaten mijnschacht
gedumpt, waar ze pas eind jaren negentig werden ontdekt. De rest van de
geschiedenis gaat als volgt: uit erkentelijkheid aan Jakob Sverdlov zou Jekaterinenburg
tussen 1924 en 1991 als Sverdlovsk te boek staan. De kelder waarin de Romanovs
werden vermoord, werd door Yeltsin afgebroken en er werd op dezelfde plaats een
kerk neergepoot met de toepasselijke naam “ Church on the spilled blood”. In
2000 kregen de Romanovs een staatsbegrafenis.
Tot zover de geschiedenis. Onze rondleiding werd besloten
met een stukje overheerlijke meat/cabbage pie bij Stolle, een bekende Russische
keten waar ze allerlei soorten ovenverse pie serveren. Een aanrader. De avond
brachten we met de Amerikanen door in zuza’s, een lokale tent die letterlijk
vertaald iets als ‘stomdronken’ moet betekenen. Nuff said.
Op onze laatste dag Jekaterinenburg huurden we samen met
Nikita, Jen en Blain fietsen en begaven ons naar een meer ten noordoosten van
het stadscentrum. De herfst, die hier al blijkbaar volop aan de gang is, zorgde
voor een prachtig bladerentapijt. In Russische steden fietst iederen op het
voetpad. Je bent dan ook constant aan het laveren tussen de voetgangers terwijl
je boordsteen-op en boordsteen-af moet springen met je fiets. Iets te
enthousiast zijn kunnen etalerend slaagde Wannes er dan ook in om op de
terugweg lek te rijden, zo’n 3 km van ons hostel verwijderd. Kosten: een half
uurtje wandelen en 200 roebels. Nikita verlichtte de pijn door een heerlijk
avondmaal voor ons te fabriceren. De volgende ochtend hadden we onze trein naar
Irkutsk, dus probeerden we op tijd de slaap te vatten.
Na chef Nikita’s havermoutpap naar binnen te hebben gespeeld
en aankopen te hebben gedaan voor onze 53-uur durende treinreis naar
Irkutsk, vertrokken we de volgende dag
op tijd naar het station. Met ons mee droegen we een zestal zakjes noodles en
een aantal zakjes soep. Kokend water is zo ongeveer het enige wat je gratis kan
krijgen op de trein, dus alles wat daarmee op te lossen valt is een must have
op zo’n lange rit. Daarnaast namen we drie broden mee, wat kaas, kwark
(populair in Rusland!), worst, tomaat, choco en wat koekjes mee. Geen nood als
je niet goed hebt ingeschat wat je op 53 uur allemaal verorbert: op de perrons
waar de trein langere haltes heeft, staan plaatselijke verkopers die je
allerlei etenswaren aan de hand trachten te doen.
De treinrit verliep weer rustig. Wat het gezelschap betrof
kunnen we kort zijn: doordat echt niemand een woord Engels sprak, werd de
communicatie snel opgegeven en werd het een stilzwijgende cohabitatie op de
gebruikelijke good mornings, byes en prijetnova apetitas na dan. We vulden de
tijd opnieuw met lezen, schrijven, films bekijken en ons kolonisten van
Catan-kaartspel. Na 3 volle dagen en 2 nachten kwamen we tenslotte aan in
Irkutsk. Ons hostel was weerom een tweekamerappartement. Hier ontmoetten we een
andere Belg: Freek uit Maldegem. Hij was inmiddels 5,5 maanden aan het reizen
van wat hij dacht dat een twee jaar durende reis zou worden. “Belgians must be
rich people”, was de reactie van een Duitser die bij ons aan de tafel zat.
Het doel van onze tussenstop in Irkutsk was een bezoek te brengen
aan het Baikalmeer, dat 65 km oostwaarts ligt. Het Baikalmeer is het grootste
zoetwatermeer ter wereld en bevat 20% van al het zoetwater op aarde. Om dat te
duiden: moest de gehele zoetwatervoorraad van de wereld uitgeput zijn, dan kan
het Baikalmeer de gehele wereldbevolking nog 40 jaar lang van drinkwater
voorzien. Met zijn 50 miljoen jaar is het overigens één van de oudste meren ter
wereld. Het herbergt bovendien een van de vroegste beschavingen in deze streek.
Enfin, wij wouden daar graag eens naar gaan kijken. :-) We wisten bij onze
aankomst enkel nog niet hoe we dat precies wilden aanpakken. Optie één was om met
de bus naar de dichtstbijzijnde plaats aan het meer (Listvyanka) te rijden en daar
langs een deel van de zuidkant te trekken. Optie 2 was om ons naar een eiland
in het meer (Olkhon) te begeven en daar
wat rond te trekken met de tent. Om na te denken wat we het best konden doen en
om ons te informeren naar wat mogelijk was en wanneer de bussen reden, bleven
we eerst een dagje in Irkutsk en bezochten gelijk een stukje van de stad.
Met 600.000 inwoners is Irkutsk al een stuk kleiner dan de
drie andere steden die we tot nu toe bezochten en dat zie je ook meteen in het
straatbeeld. De gebouwen zijn overal lager en de straten minder breed. Wanneer je
buiten het centrum van de stad gaat kom je zelfs veel traditionele houten
woningen tegen. Toch een bizar zicht in een stad van zo’n omvang. Verder kan je
er enkele mooie kerken terugvinden en vooral veel winkels. Het is dan ook een
beetje ironisch dat de twee belangrijkste boulevards van de stad, die de stad
letterlijk doorkruisen, genaamd zijn naar Vladimir Lenin en Karl Marx. We zagen
ook dat er bij de toeristische dienst een audioguide beschikbaar is die je de
stad rondleidt, maar dat is vermoedelijk kost voor de dag waarop we hier terug
onze trein nemen naar Ulaanbatar, op 2 oktober.
Na wat wikken en wegen leek het ons de beste optie om naar
het eiland Olkhon te trekken. Op het eiland woont een grote gemeenschap
Buryats, afstammelingen van de Hunnen, en in hun taal betekent olkhon zoveel
als “klein bos”, aangezien het voor een groot stuk bedekt is met taiga. Het
eiland is 70 km lang en 15 km breed en er leven niet meer dan 1500 mensen. Wij
zouden met het busje naar de grootste stad Khuzhir rijden en vandaar met de
tent rondttrekken.
Om 8u ’s ochtends vertrok het enige busje uit Irkutsk
richting Khuzhir. 10 mensen maakten met ons de de 250 kilometer lange rit, die
ons na 5,5 uur ter plaatse zou brengen. Onderweg zagen we het landschap
veranderen: verstedelijkt gebied en verharde wegen werden ingeruild voor een
heuvelachtig maanlandschap met onverharde wegen. Een ferrydienst zou ons
onderweg van het vasteland naar het eiland brengen. Tijdens de rit raakten we
in gesprek met twee Fransen die intussen al jaren reiservaring hadden en het
was mooi om te zien hoe verwonderd zij ook stonden te kijken naar het nieuwe
landschap dat zich voor onze ogen ontrolde.
De stad bleek een verzameling van houten huisjes, waarvan er
in België ook enkele makkelijk in de tuin van een Brasschaatse villa konden
staan. Er waren geen straten, maar zandwegen en tot 2005 was er zelfs helemaal
geen electriciteit. Na wat proviand te hebben ingeslagen voor 3 dagen
informeerden we ons nog een laatste keer bij het informatiepunt op het eiland
of het oké was dat we om het even waar onze tent konden opzetten. De man
bevestigde ons dat dit geen enkel probleem was, dus zetten wij onze weg verder.
Het plan was om eerst langs de westkust te trekken, om vervolgens naar het noordoosten
door te steken om zo de hoogste top te doen. Enfin, toen we 200 meter gevorderd
waren, kwam één van de fransmannen die op de hoogte was van ons plan, ons plots
roepend achternagelopen. De man van het informatiepunt zou ons afraden om naar
het hoogste punt te gaan doortrekken omdat er daar wolven zouden zitten.
Uitstekend. Meer was er niet nodig om de volgende drie nachten met een bang
hartje onze tent in te kruipen. We pasten ons plan wel aan uiteraard en deden
enkel de westkust. We wandelden elke dag tot de zon bijna onderging, zochten
hout uit voor een vuurtje waarmee we thee en noedels konden maken, lazen wat en
genoten van de omgeving. De nachten waren wel koud. De comfortzone van onze
slaapzakken gaat dan wel tot -4°C, toch had Elisabeth het de eerste nacht niet
warm genoeg. De volgende nachten maakte vermoedelijk de bewolking het wat aangenamer.
Het uitzicht was er wel fenomenaal mooi. Bosgebieden wisselden zich af met
uitgestrekte steppe. In het westen hou je bovendien steeds een oog op het
prachtige Baikalmeer. Aan de kusten zie je naast zandstranden en duinen ook
kliffen en rotsformaties. Geologisch en geografisch is het gebied ook
fantastisch als studiemateriaal. Elisabeth maakte hier al veel werkboekfoto’s
van erosiewerking, piping, landverschuivingen en van prachtige plagioclasen en
kwartsen.
Na drie nachten van rondzwerven voelden we ons deze ochtend
extreem vuil en onwelriekend. We waren dan ook blij om vanmiddag aan te komen
bij Nikita’s Homestead. Dat hostel is ervoor verantwoordelijk dat het eiland
een toeristische trekpleister is geworden. In alle gidsen kom je zijn naam
tegen en ook op het eiland is hij bij iedereen gekend. Heb je iets nodig, ga
dan naar Nikita. Zijn hostel is dan ook erg goed uitgebouwd. Wij logeren in een
hutje van 2m op 5m, hebben stromend warm water én internetverbinding. Bovendien
krijgen we hier 3 maaltijden per dag. En dat alles voor maar 24 euro per nacht.
Morgenvoormiddag nemen we het minibusjes terug naar Irkutsk
en de dag erop verlaten we Rusland met de trein om op 4 oktober ’s morgens in
de vroegte in Ulanbaatar, Mongolië aan te komen. Wat we daar gaan doen weten we
nog niet, maar jullie zullen het de volgende post wel te lezen krijgen.