maandag 24 december 2012

Blogpost 10 - Hongkong - Yangshuo - Guilin -Vietnam


Dag iedereen!

Zoals jullie allemaal wel zullen begrijpen heb ik eerst afgewacht of de wereld nog zou bestaan na 21 december alvorens ik mijn blogpost ben beginnen schrijven. Het zou nogal stom zijn geweest als al dat werk voor niets was. Maar kom, we hebben het overleefd en dus tijd voor een update!

Toen we de vorige post afsloten zaten we in Hongkong. Ik had toen al verteld dat HK eigenlijk een speciale administratieve regio is binnen China. Om er te raken  moet je dus eerst je Chinees visum laten afstempelen en vervolgens krijg je aan de grens een visum voor 90 dagen HK. Ons plan was om in Hongkong ons visum voor Vietnam te regelen, wat van de regio te bekijken en na een weekje opnieuw richting China te trekken.

De regio Hongkong bestaat eigenlijk uit een geheel van 236 eilanden, waarvan het gelijknamige eiland het grootste en veruit dichtstbevolkte is. Er wonen in totaal iets meer dan 7 miljoen mensen op een oppervlakte van iets meer dan 1100 km². Toch wil dat niet zeggen dat heel de regio zo dichtbevolkt is. Veruit het overgrote deel van de bevolking woont gecentraliseerd op het schiereiland Kowloon en het eiland Hongkong. De eilanden die eromheen liggen vormen een waar wandelparadijs.



Rustige vastheid

Over ónze tijd op Hongkong kunnen we in het algemeen niet veel meer zeggen dan dat we er op vakantie zijn geweest. En dat die vakantie verdacht veel gelijkenissen vertoonde met een all-inclusive vakantie. Een all inclusive vakantie waar het weer eigenlijk wat tegenviel.

Om toch wat concreter te worden: de eerste drie dagen hebben we voornamelijk binnen doorgebracht, in de jeugdherberg, in de boekenwinkel (voor een reisgids over Vietnam), in de H&M (voor een hemd met lange mouwen tegen de malariamuggen), op de Vietnamese ambassade (voor ons visum) en natuurlijk op restaurant (om te eten, ahja). Het zat ook niet helemaal mee: toen we de tweede dag HK besloten om de buurt rond onze jeugdherberg eens te verkennen, werd onze aandacht getrokken door een sikhtempel. Omdat wij van Sikhs ook niet veel meer wisten dan dat ze grote tulbanden dragen en lange baarden hebben en dat het uitstekende fruitplukkers moeten zijn aangezien zij ieder jaar in grote getalen seizoensarbeid komen verrichten in Haspengouw, besloten we eens kennis met hen te maken en hun te vragen wat hun geloof precies inhield. Een man van een jaar of vijfenveertig maakte van onze vraag zijn doel voor de namiddag en meer dan 4 uur later kwamen we pas terug naar buiten. Hoewel de uiteenzetting wel interessant was, was de traagheid waarmee de man sprak vaak irritant. Soms testte hij even of we wel mee aan het volgen waren door ons vraagjes te stellen over wat hij aan het vertellen was. Sikhs houden dus ook van quizzen.  Achteraf bedankte hij ons uitgebreid voor onze aandacht. Hij gaf enkele malen per week toelichting bij de inhoud van zijn geloof aan tal van groepen die daarvoor tot bij hem kwamen, maar in de drieënhalf jaar dat hij dit deed, was hij nog niemand tegengekomen waarmee hij zo lang had gesproken. Ik vermoed dat ons record nog wel even op de tabellen zal blijven staan.

Onze sikhvriend was niet onze enige gesprekspartner die eerste dagen in Hongkong. We raakten de tweede dag aan de praat met een Duitse ex-cyclocrosser en -professioneel wielrenner, René Birkenfeld. Omdat hij na een aanrijding met een auto een aantal beenspieren was verloren, bleek terugkeren op het hoogste niveau onmogelijk en zette hij in 2011 noodgedwongen een punt achter zijn profcarrière. Zijn hoogtepunt was zijn Duitse titel in 2007 en een top 10 plaats in een wereldbekerwedstrijd. Momenteel werkt hij voor een fietsenproducent die de lay-up van de kaders naar China had gedelocaliseerd. Hij vertelde dat het niet altijd makkelijk werken was met de lokale ingenieurs. Wanneer je na twee keer iets uit te leggen vroeg of ze het begrepen hadden en hen vervolgens een paar vragen stelde ter bevestiging, bleek vaak dat ze twee weken na datum nog niet begonnen waren met het werk omdat ze toch niet precies begrepen wat van hen werd verwacht. We aten samen met hem en een Franse adjunct-kapitein in een lokaal restaurant een iets te dure hotpot.

Niet te missen

Vlak voor we naar Hongkong afzakten had ik via couchsurfing nog contact gezocht met Raquel, een Spaanse post-doc studente die bij wijze van uitwisseling een maandje aan de universiteit van HK doorbracht. We konden drie nachten bij haar blijven slapen en daar maakten we graag gebruik van. We spraken af op onze vierde avond. Vlak ervoor waren we voor het eerst iets “cultureels” gaan doen. De aanhalingstekens om aan te geven dat cultureel hier in de Hongkongse betekenis moet worden gelezen. We zakten af naar de rand van het vasteland voor de “symphony of lights”. De naam klinkt evenwel spectaculairder dan de uitvoering. Wat we te zien kregen was het aan- en uitgaan van een aantal lichtjes op gebouwen die de skyline van Honkong bepalen. Omdat slechts een aantal van de aanwezige gebouwen deelnemen aan de symfonie was het soms zoeken naar wat er te zien was, tussen de felle lichten  die de andere gebouwen sowieso al uitstralen. Enfin, nog een keer bleek dat wat de lonely planet als “niet te missen” markeert, soms toch tijdverspilling is.



De ontmoeting met Raquel nadien was hartelijk en toch een beetje stroef. Dat laatste had misschien te maken met het feit dat elke inwoner van hongkong door de hoogte van de hotelprijzen dagelijks x-aantal couchsurfingrequests in zijn mailbox krijgt. Raquel had net een Duitser met wie ze aardig leek op te schieten (de volgende dag zou ze nog eens met hem gaan dineren) uit haar flat gezet omdat ze de plaats al aan ons had beloofd. Sorry Raquel! Toch konden we makkelijk met elkaar opschieten. Het was voor haar ook de laatste week in Hongkong, waardoor ze sowieso nog een aantal dingen moest afhandelen en minder tijd had dan normaal om zich met gasten bezig te houden. Wij lieten het niet aan ons hart komen en verkenden de omgeving waar zij verbleef.




Als de rook om je hoofd niet verdwijnt

De eerste dag van ons verblijf bij Rachel gaf ons opnieuw de drive om eens wat te gaan bezichtigen in HK en dus gingen we naar de plek die de lonely planet en haast alle andere pamfletten in de jeugdherberg als hoogtepunt beschouwen: Victoria’s peak, met 552 meter het hoogste punt van het eiland. Ondanks dat het vlakbij het drukke zakencentrum ligt is er nog behoorlijk veel groen te vinden en dat maakt dat de grondprijzen er bij de hoogste ter wereld zijn. (Ter illustratie: we zagen een Hongkongversie van Monopoly en daar nam “the peak” de plaats van onze Brusselse Nieuwstraat in) Dankzij het prachtige uitzicht dat je er hebt is de plaats bovendien uitgegroeid tot de drukstbezochte bezienswaardigheid van het eiland (7 miljoen/jaar). Er loopt een treintje naartoe dat hier al sinds het einde van de 19de eeuw dienst doet (maar hopelijk wat opgekalefaterd werd). Klinkt allemaal veelbelovend, niet? Toch, nog één detail: door zijn ligging is het mogelijk dat er dagenlang een dikke mist over het eiland hangt. En ja hoor! Verder dan 20 meter viel er niet te zien toen we op de top aankwamen.

Dagenlang valt trouwens letterlijk te nemen: toen we twee dagen nadien één van de nabijgelegen eilanden wouden aandoen, hing de mist er nog steeds. Van wat de grootste zittende Boeddha ter wereld (34 meter) had moeten voorstellen, kregen we bijgevolg niet veel meer te zien dan een wazige schim. Met de troostende wetenschap dat het weer geen jaar lang kan meezitten hielden we de verkenning van de omgeving voor bekeken.






Hyperambitieus

De laatste activiteit van ons verblijf hier was het geschiedenismuseum, dat een enorme meevaller bleek. De expositie behandelde de ontwikkeling van Hongkong, vanaf het ontstaan van de aarde tot haar teruggave aan de Chinezen in 1997. Van begin tot einde was alles erg goed en duidelijk uitgelegd, haast altijd ondersteund door treffend beeldmateriaal en multimedia. De collectie was bovendien zo groot en interessant dat we er uiteindelijk twee namiddagen hebben doorgebracht.

Om dit hoofdstuk af te sluiten een korte schets van wat we er geleerd hebben: de regio Hongkong is grotendeels ontstaan door vulkanische activiteit gecombineerd met sedimentvorming. Daarvan zijn op verschillende plekken in de regio prachtige overblijfselen te zien. Jarenlang leefden er voornamelijk mensen die zich met visvangst bezig hielden en haar moderne geschiedenis als metropool begint eigenlijk pas rond 1800, toen de Britten er kwamen handel drijven. Aanvankelijk bleek dit niet zo’n succes: de Chinezen waren haast niet geïnteresseerd in Britse producten en dus sloeg de handelsbalans zeer negatief uit. De Britten zagen op die manier veel goud naar China verdwijnen. Maar daar vonden onze inventieve buren wat op: opium. In hun Indische kolonie werd er massaal ingezet op opiumteelt, vanwaar men dit goedje op de Chinese markt trachtte te slijten. In een mum van tijd raakte er een aanzienlijk deel van de Chinese bevolking verslaafd en de handelsbalans keerde in het voordeel van de Britten. Dit was genoeg voor de Chinezen om de opiumhandel compleet te verbieden. De relaties waren de jaren ervoor al vrij gespannen geraakt door een aantal invoerbeperkingen die de Chinezen hadden opgelegd en het totale verbod bleek voldoende om een oorlog te starten tussen de twee landen. De Britse zeevloot en hun wapens waren na de industriële revolutie zo superieur aan de Chinese dat er van echte strijd niet veel sprake was. In een mum van tijd lag China onder de knoet en in 1842 werd er een eenzijdig verdrag gesloten waarmee Hongkong aan de Britten werd gegeven en de opiumhandel opnieuw werd toegelaten.  Enkele jaren later herhaalde deze gebeurtenissen zich nogmaals in grote lijnen (omdat China zich niet helemaal aan de afspraken hield) en bekwam het VK nog grotere gebiedsafstand van de Chinezen.

Vanaf dan ging het snel met Hongkong: als vrijhandelszone en grootste haven met toegang tot de Chinese afzetmarkt verdrongen de bedrijven zich er om handel te komen drijven. Het eiland werd enkele malen kunstmatig uitgebreid om aan de enorme vraag naar grond te voldoen en de welvaart steeg er razendsnel. Een knik in deze stijgende curve kwam er toen het imperialistische Japan in 1941 het gebied bombardeerde en bezette. Door een grote hongersnood die daarop volgde vluchtten vele inwoners naar het buitenland. Toen in 1945 de Japanse overheid zich na de Amerikaanse atoombommen volledig overgaven kwam het gebied opnieuw in een positieve spiraal.

Vandaag is HK echt een ondernemersparadijs. Het best kunnen we dit illustreren aan de hand van een Roemeens meisje die we er leerden kennen. Zij verpersoonlijkt voor ons het beeld van het hedendaagse HK. Door haar status als economisch centrum trekt de stad namelijk een bepaald soort volkje aan. Daria was pas 23, had rechten gestudeerd in Londen en was naar HK gekomen om te werken voor een concultancybedrijf. Ze was hyperambitieus en extreem zelfverzekerd. Haar Engels was accentloos, haar voorkomen onberispelijk. Dat ze dagen maakte van 8 uur ’s morgens tot 23u ’s avonds of vaak nog later maakte haar niet uit. Haar vriendje die in Canada woonde kwam soms overgevlogen. Daria zou het gaan maken.



Omdat de hotelprijzen aan de andere kant van de Hongkongse grens ongeveer de helft zijn voor een kamer die qua kwaliteit ongeveer dubbel zo goed is, besloten we op de avond van onze laatste dag HK de metro te nemen naar Shenzen, een grensstad die omwille van haar gunstige ligging ten opzichte van Hongkong (een uurtje met de metro tot in het centrum van HK) het tot meest welvarende stad van China heeft geschopt. Voor de rest is de stad eigenlijk totaal niet vermeldenswaardig. De jeugdherberg was er wel erg goed en we konden er makkelijk een slaapbus regelen tot onze volgende stop: Yangshuo.

Vivienne en Sophie

Rond 6u30 werden we door onze nachtbus in Yangshuo gedropt. Bij het opkomen van de zon hadden we vanuit de bus al een glimp van de omgeving kunnen opvangen, en de omgeving, daarvoor waren we hier naartoe gekomen! Doordat de bergen hier uit kalksteen bestaan en omdat kalksteen bij aanraking met de regen een chemische reactie geeft die de kalksteen doet oplossen heeft de natuur hier prachtige landschappen gebeeldhouwd. Als surplus stroomt er ook nog eens een rivier door de stad (de Li) die het geheel extra cachet geeft.

Hierdoor is Yangshuo uitgegroeid tot een plaats die in elke reisgids met rood staat omcirkeld. Wij vreesden dus de grote troepen Chinezen al, gechaperonneerd door de gebruikelijke gids met veel te luid afgestelde microfoon. Wij troffen echter een rustig dorpje aan dat door de grote massa al duidelijk tot laagseizoen was gebombardeerd. Op een vijftal grote straten na viel het er trouwens sowieso wel mee met het toerisme. In ons hostel was slechts 10% van de kamers bezet en we kregen daardoor een ruime vierpersoonskamer cadeau van de receptiemedewerkster. De dag dat we aankwamen boekten we onmiddellijk een avondlijk boottochtje waarbij we een plaatselijke visser vergezelden. Het bijzondere was dat de visser voor zijn visvangst gebruik maakte van een speciaal soort eenden, die voor hem al het werk opknapten. Ze zwommen langs zijn bootje en doken gedurig naar beneden. Wanneer ze uiteindelijk een vis te pakken hadden, kwamen de arme beestjes erachter dat hun keel met een fijn koordje was dichtgebonden zodat de vis niet meer tot bij hun maag raakte. De visser moest dan enkel nog de eend vatten en de vis uit diens bek trekken. Een mooi en ook wel grappig tafereel.

De volgende dag huurden we fietsen en verkenden de prachtige omgeving. ’s Avonds woonden we dan weer een voorstelling bij die geregisseerd werd door Zhang Yimou, het brein achter de openingsceremonie van de olympische spelen. Hoewel we op voorhand een aantal tamelijk negatieve reacties hadden gelezen (tussen een massa positieve), vonden we het spektakel zeer de moeite. Bij onze terugkomst in de jeugdherberg knoopten we een gesprekje aan met de meisjes van de receptie, Vivienne en Sophie. Zij hadden onze leeftijd en het was erg prettig babbelen met hen. We konden al onze bedenkingen nog eens delen die we tot dan toe over China hadden gemaakt en vaak kregen we bijval van hen ondersteund met luid gegiechel.












 K(n)uddegevoel

We hadden al enkele malen opgemerkt dat China veel verder staat in het gebruik van elektrische motoren, zo is elektriciteit hier de energiebron van haast alle scooters. Op onze laatste dag Yangshuo huurden we zo’n scootertjes bij een van de talloze verhuurstalletjes in de stad. De stilte waarmee je jezelf voortbeweegt is erg aangenaam, maar zoals eigenlijk te voorspellen viel, brak ons halfweg onze tocht het angstzweet uit toen we het metertje van de batterij sneller zagen dalen dan we hadden ingeschat. De stukken die bergop gingen moesten trager worden afgelegd en de laatste 500 meter moest ik zelfs afstappen omdat de scooter mijn gewicht niet meer tot aan het verhuurpunt kon dragen. Elisabeth slaagde er toch glansrijk in de machine terug af te leveren. Great succes!






De bus bracht ons diezelfde avond nog naar Guilin, op slechts een uurtje rijden van Yangshuo. Wat we daar precies gingen zoeken was ons nog niet duidelijk, maar de meeste toeristen die Yangshuo aandoen nemen er geheid het veel grotere Guilin bij. Omdat een beetje kuddegevoel ons niet vreemd is, besloten we dat ook maar te doen. Helaas, nadat we de volgende dag door de stad kuierden, stelden we ons opnieuw de vraag wat we hier precies te zoeken hadden. Een antwoord vonden we die dag niet meer en dus sloten we China af met min of meer een valse noot. Volgende hoofdstuk: Vietnam!






Maria Sharapova

Na een slaaptussenstop in Nanning arriveerden we 8 december met de bus in Hanoi, hoofdstad van Vietnam. De grenscontrole bij ons verliep zeer vlot, in tegenstelling tot die bij een jong koppeltje Britten die minder geluk hadden: zij hadden online een visum on arrival geboekt en hadden niet gelezen dat zoiets enkel bruikbaar is op de luchthaven. Of ze het land alsnog zijn binnen geraakt is ons onbekend.

Bij aankomst in Hanoi werden we meteen getrakteerd op wat ons de komende dagen te wachten zou staan: hels verkeer. Vietnamezen hebben jaren geleden beslist dat fietsen niet langer cool is en iedereen (echt iedereen!) heeft zich een scooter aangeschaft. “Aha”, horen we u denken, “zo’n geluidsloos elektrisch ding zoals in China!”. Helaas. Innovatie is niet aan de Vietnamezen besteed, hier heerst de benzinemotor. Gevolg is dat je de hele dag temidden een wespennest van zoemende motoren zit. Al die brommertjes rijden hier kriskras door de straten en dat maakt oversteken aartsmoeilijk. In het begin althans, want na een tijdje krijg je de techniek onder de knie. Het komt erop aan om iedereen kenbaar te maken dat je gaat doorstappen door dat ook gewoon effectief te doen. Nadien moet je je aan een constante snelheid proberen voort te bewegen zodat de aanzoevende brommers kunnen inschatten of ze je langs voor of langs achter zullen ontwijken. Het moet niet gezegd worden dat door foute interpretaties hier op geregelde tijdstippen aanrijdingen gebeuren. Bij onze aankomst mochten we meteen een vijfbaansvak oversteken, waarbij Elisabeth erin slaagde om met haar gegil het gebrul van de motoren te overschrijden. Felicitaties!




De fietsmateriaalstraat

De jeugdherberg bleek een voltreffer (op de incidentele kakkarlak na, het blijft immers Vietnam) en het personeel ervan nam ons meteen mee naar een fietsenwinkel zodat we ons voornemen om Vietnam per fiets te doorkruisen konden bewerkstelligen. De fietsenwinkel bleek qua voltreffer wat minder. Nadat alle fietsen zonder versnellingen en zonder bagagedrager afvielen, hadden we nog keuze tussen een citybike van 100 euro en een veel te kleine mountainbike van hetzelfde bedrag. De mensen van het hostel bevestigden ons dat de groothandel waarin we ons bevonden leverancier zijn van de meeste fietsenwinkels in Hanoi en dat we het met dit aanbod moesten zien te rooien. De moed zakte ons een beetje in de schoenen, maar we besloten het dan maar te doen met het materiaal dat we voorhanden hadden. Omdat we de fietsen toch nergens konden stallen, beslisten we om ze pas drie dagen later aan te kopen wanneer we, naar onze inschatting, al het nodige materiaal zouden bij elkaar hebben gesprokkeld en we klaar zouden zijn om te vertrekken. Na de fietsenwinkel gingen we meteen verder op zoek naar wat we nodig hadden en dat waren een heleboel dingen: fietsbroeken, handschoentjes, grote zakken die we op onze bagagedrager konden binden, stevig touw om dat te kunnen doen, reparatiemateriaal voor de fiets, een pomp, een goed kaartenboek van het land, fietsbrillen en helmen.

Het makkelijke aan spullen zoeken in Hanoi is dat de winkels er verzameld zijn per soort. Alle schoenenwinkels bevinden zich in de ene straat, alle winkels met fietsmateriaal in de andere. Handig. Wij begaven ons dus meteen naar de fietsmateriaalstraat. Daar troffen we tot onze grote verbazing winkels aan die een heel ander gamma van fietsen verkochten, het soort fietsen dat wij nodig hadden! Of de uitbaters van ons hostel ons abusievelijk hadden verteld dat er geen andere soort fietsen te vinden waren of niet, we namen ons voor om in het vervolg een beetje minder naïef aan te nemen wat iemand ons zegt, hoe betrouwbaar die persoon ons ook lijkt. Hoedanook, we vonden wat we zochten: twee uitstekend ogende tourfietsen (iets tussenin mountainbike en citybike) voor 200 euro per stuk. Naar Vietnamese normen (met een gemiddeld loon van 80 euro) een serieus kapitaal. De volgende dagen zouden we een heleboel winkels afschuimen en het moet gezegd zijn dat het ons de nodige moeite heeft gekost, maar 4 dagen na aankomst in Hanoi stonden wij gepakt en gezakt klaar om aan onze fietsqueeste te beginnen.

Uiteindelijk hebben we in Hanoi niet veel meer anders gedaan dan op zoek geweest naar ons materiaal, maar toch hebben we op die manier haast iedere uithoek van de stad te zien gekregen. De dag voor ons vertrek per fiets hebben we wel nog het geschiedkundig museum bezocht, wat haast een traditie lijkt te zijn geworden telkens we een hoofdstad aandoen.




Geschiedenis

Hoewel ik via enkele Vietnamfilms als Platoon en Apocalypse now het één en ander heb meegekregen over de Vietnamoorlog had ik me er nooit verder in verdiept en bleef mijn kennis ervan hangen in oppervlakkigheden als napalmbombardementen en het gebruik van agent orange. Nu kregen we hier te zien en te lezen hoe het Vietnamese volk na een millennium Chinese onderdrukking in de tiende eeuw haar onafhankelijkheid verwierf tot de Fransen er vanaf de 17de eeuw neerstreken om te evangeliseren en er in de late 19de eeuw uiteindelijk ook de macht verwierven. Toen Japan, dat inmiddels Vietnam bezette, na de tweede wereldoorlog  tot overgave werd gedwongen, ontstond er een machtsvacuüm waar zowel de onafhankelijkheidsstrijders van de Viet Minh als de overgebleven Fransen van gebruik trachtten te maken om het land onder hun controle te krijgen. Enkele jaren oorlog zouden leiden tot een verdrag in 1954 waarbij beslist werd dat het land voortaan in twee gedeeld zou worden. De Viet minh en alle communisten kregen het noorden, de Fransen en anti-communisten kregen het zuiden. Een volksverhuizing kwam op gang, waarbij naar schatting één miljoen mensen zuidwaarts gingen en een honderdduizend de omgekeerde beweging maakten.
In de jaren nadien zou de macht van de Fransen verzwakken en zou de Viet minh gedurig proberen op te rukken naar het zuiden. De Amerikanen die omwille van geopolitieke belangen bevreesd waren voor een volledig communistisch Vietnam, kwamen ter hulp, aanvankelijk enkel met materiële steun. Later zouden ook bommenwerpers en zelfs grondtroepen worden ingezet.  Toen na jaren oorlog de publieke opinie in Amerika zich tegen de militaire aanwezigheid keerde, werd geopteerd voor een volledige terugtrekking van de aanwezige troepen. De Amerikaanse oorlog zou uiteindelijk aan 5,5 miljoen Vietnamezen en 58.000 Amerikanen het leven hebben gekost.

Maar de terugtrekking betekende ook meteen een economische ramp voor het zuiden, die de jaren voordien steeds afhankelijk waren geweest van hun Amerikaanse bondgenoten. Op minder dan een jaar na de terugtrekking veroverde de Viet minh het fel verzwakte zuiden en werd Vietnam opnieuw een geünificeerd land. Uit angst voor repercussies verlieten op hun beurt bijna 850.000 zuiderlingen het land in vaak krakkemikkige bootjes. Velen van hen zouden de trip niet overleven.

Momenteel maakt Vietnam dezelfde transitie door als de meeste landen in de regio. Er wordt ook hier gekozen voor een vrije markt en volop ingezet op toerisme. Tot wat dat kan leiden voor een bevolking hebben we in China al kunnen aanschouwen. Toch hebben wij na twee weken Vietnam de indruk dat het leven hier voor de gemiddelde Vietnamees aangenaam kan worden genoemd. Wanneer we door het platteland fietsen komen we vooral gelukkige mensen tegen met kinderen die ons er erg blij, goed gevoed en verzorgd uitzien. Dat is volgens ons voor een groot deel te danken aan de vruchtbare bodems die Vietnam rijk is, dankzij de overvloedige aanwezigheid van rivieren in het land. Mensen leven hier in nauwe gemeenschappen bij elkaar en zijn volgens ons voor een groot stuk zelfvoorzienend. Daklozen kom je haast niet tegen en de incidentele bedelaar heeft zijn status vaak te danken aan een handicap. De uitbouw van een goede ziekteverzekering en goede medische faciliteiten lijken ons dan ook één van de belangrijkste uitdagingen voor de huidige machthebbers.

Xin Chao

Voor het fietsen hadden we een planning opgemaakt waaraan we hoopten ons te kunnen houden. Maar zoals dat gaat bij planningen zijn we er al meteen van moeten afwijken. De eerste twee dagen zaten we nochtans perfect op schema. We legden de 110 km tussen Hanoi en de oostelijk daarvan gelegen havenstad Hai Phong af op de voorziene 2 dagen. Middenin bleven we slapen in een dorpje van enkele duizenden inwoners, waar toevallig ook iemand kamers verhuurde. Onderweg begroetten de mensen ons steeds zeer vriendelijk. Op het platteland zien mensen westerlingen enkel op hun tv-scherm, en dat is eraan te zien. Overal worden we nagestaard. Eens glimlachen en een vriendelijke “Xin Chao” (goeiedag) zijn meestal voldoende om het ijs te breken en een glimlach op hun gezicht te toveren. Soms worden we gewenkt door mensen, nu eens vragen ze Elisabeth om hun kindje op te pakken (“en mee te nemen”, grappen ze er an dbij), dan weer omdat ze me een sigaret of een biertje willen aanbieden. Vaak kunnen we niet té lang blijven staan omdat we voor zonsondergang op onze bestemming willen zijn. Daarvoor hebben we ook ons bioritme al helemaal omgegooid: opstaan doen we nu om 7u, zodat we tegen halfnegen zouden kunnen vertrekken (vaak iets later) en ’s avonds vallen onze ogen al toe om 22u (soms wat vroeger!).

Maar ik was aan het vertellen over de planning. Bij aankomst in Hai Phong contacteerden we Ngoc Ang, een jongeman die we in Hanoi hadden leren kennen. Hij werkte in het guesthouse waar we verbleven en toen hij hoorde dat we naar zijn thuisstad gingen, wou hij absoluut dat we hem contacteerden wanneer we er arriveerden. Hij zou een hotel voor ons regelen en hij nodigde ons en passant ook uit voor zijn trouwfeest dat vier dagen later zou plaatsvinden. Aanvankelijk vonden we het nog wat vroeg om al meteen onze planning te beginnen aanpassen, want we planden om maar twee dagen ter plekke te blijven in plaats van vier, maar een Vietnamees trouwfeest maak je niet elke dag mee. We besloten dus op zijn aanbod in te gaan. We ruilden twee fietsdagen in voor twee extra dagen in Hai Phong en zouden van daar met onze fiets op de bus naar Hué gaan, een stadje in het centrum van het land.







Maesen en De Bont

Tot de grote dag van Ngoc Ang aangebroken was, gingen wij Cat Ba Island bezoeken, een eiland dat met de speedboot op een uurtje varen van Hai Phong ligt. Bijna heel het eiland is beschermd natuurgebied en het gedeelte dat dat niet is, is volgebouwd met hotels en luxeresorts. Ook hier was het laagseizoen al aangebroken en dus konden we er genieten van stevige kortingen op hotels en attracties. De reden dat we vanuit Hanoi eerst naar hier kwamen en niet meteen zuidelijk gingen, was dat er hier vlakbij een prachtige baai ligt, tevens het drukstbezochte en in het buitenland meest bekende deel van Vietnam. Wanneer je een reisbrochure van het land openslaat of ‘Vietnam’ googled bij afbeeldingen, dan zie je zeker een beeld van de Halong Baai. In feite is dit een doortrekking van het landschap dat we al in Yangshuo zagen met de grote karstformaties. Het verschil is dat deze hier massaal uit de zee komen opgerezen, wat het geheel een nogal feeëriek zicht geeft.

Onze research had uitgewezen dat de Halong Baai bij veel mensen ook wel durft tegenvallen, niet in het minst vanwege het enorme massa toerisme dat eromheen hangt. Onze trips van de afgelopen weken aan onder meer Pingyao en vooral de Terracottawarriors in gedachte, zijn dit argumenten waar wij niet doof voor zijn. Daarbovenop kwam nog eens dat onze roughguide een alternatief voor Halong Baai gaf die dichter bij Cat Ba gelegen was, minder toeristisch was en net hetzelfde landschap had, de Lan Ha Baai. Wij daarheen dus. Of onze keuze de juiste was, zullen we echter nooit weten, maar wat we wel weten is dat we erg genoten hebben van onze boottocht in de Lan Ha Baai. Wij werden gevoerd door een vader en zoon die een oude vissersboot zelf hadden omgetuned tot een passagiersbootje. De zon was bovendien nog eens volop van de partij, waardoor de vier uren die we op de boot doorbrachten tot de beste vier uren van onze reis mogen worden gerekend. We overnachten op het eiland, genoten van het schitterende uitzicht dat we vanop ons dakterras hadden over de baai met al haar boten met lichtjes en sliepen vredig in.

De volgende dag deden we de boottocht nog eens dunnetjes over, maar dan met de kayak. Met twee in één bootje vergt de nodige samenwerking. Voor diegenen die smullen van verhalen over discussies en diegenen die smalend hadden gewaarschuwd dat een jaar lang 24 uur per dag bij elkaar zijn niet makkelijk moet zijn: u had ons willen bezig zien! Voor de kenners: het was Bob Maesen en Kevin de Bont revisited. J








Wijn en karaoké

Na Cat Ba Island was het tijd om Ngoc Angs huwelijk bij te wonen. Zaterdagavond was het eerst dineren geblazen met zijn familie, die al samen waren gekomen om alle voorbereidingen te treffen voor de volgende dag. Er stond een mooie tent op voor hun huis, waaronder we plaats konden nemen. Na het eten was het een komen en gaan van vrienden en kennissen. Het is blijkbaar de bedoeling dat er op zulke gelegenheden veel wordt gedronken. En dat hebben we geweten. Of toch ik in ieder geval, want voor vrouwen is het niet netjes om veel te drinken. Veel vrije keuze had ik overigens niet (Gehoord, Veerle en Jerre?), want telkens als iemand je persoonlijk aanspreekt om te toosten (wat vaak gebeurt als je er als enige westerling bijzit) is het de bedoeling dat je heel je kopje zelfgebrouwen (en redelijk straffe) wijn tot op de bodem leegdrinkt. Als je dat niet doet vinden ze je echt ondankbaar en foefelen is haast onmogelijk, want ze inspecteren je kopje nogal goed. Ik was al blij dat één van de vrienden ons na een tijdje uitnodigde om in een nabijgelegen café naar het voetbal te gaan kijken. Iedereen is hier gek van de premier league, waarvan je alle wedstrijden gewoon op de kabel kan volgen.

Toen de wijn nadien wat was uitgewerkt leek het een goed moment om ons bed op te zoeken, want de volgende dag werden we alweer om halfelf op het appèl verwacht voor de officiële ceremonie. Wat we niet goed doorhadden is dat het feest hier de hele nacht doorgaat. De bruidegom gaat om 2u dan zijn bruid halen en ondertussen wordt er hier gekaraokéd en gedronken. Toen wij de volgende dag ons opnieuw bij het gezelschap voegden, zagen we veel vermoeide gezichten. Ngoc Ang zelf had niet geslapen en zijn bloed bevatte na al de toosts die hij te verwerken had gekregen (en nog steeds kreeg) zelf al een aardig percentage alcohol.
De ceremonie duurde ongeveer een uurtje. Een man die het geheel leidde, prevelde wat woorden, ringen werden om elkaars vingers geschoven en nadien werden er liedjes gezongen ter ere van het gelukkige paar. Nadien werd er een feestmaal op de tafels gezet, het paar kwam nog eens langs bij iedereen om te toosten en dan was het voor de meesten tijd om te gaan slapen.
Wij die dachten dat het feest een hele dag zou duren, hadden plots wat extra vrije tijd. Tijd die we invulden om onze bus voor de volgende dag te regelen en een bezoek te brengen aan de nabijgelegen Boeddhistische pagoda. ’s Avonds brachten we nog wat tijd door met de familie van Ngoc Ang, die echt wel heel lief voor ons zijn geweest.






Hué is van A

De volgende dag namen we afscheid en vertrokken met de bus naar Hué. De fiets kan je hier gewoon in het bagageruim stoppen als je er wat extra voor betaalt, je moet enkel goed opletten dat ze daarbij niets beschadigen. Ik sta er dan ook altijd op om dat werkje zelf op te knappen, wat blijkbaar een bron van jolijt vormt voor de omstaanders.

Hué is zoals eerder gezegd een stad in het centrum van Vietnam en het is tevens een kuststad (maar dat zijn vele steden hier, aangezien Vietnam haast één langgerekt kustgebied is). De stad bereikte het toppunt van haar aanzien toen de eerste keizer van de Nguyen dynastie er bij zijn aantreden in 1802 de hoofdstad van het rijk van maakte, voornamelijk vanwege van haar centrale ligging. Ook vandaag de dag nog hangt dat dynastieke verleden in de lucht. Inwoners van Hué worden door de rest van de Vietnamezen een beetje bekeken zoals men in Vlaanderen naar Antwerpen kijkt. Hué is de stad en al de rest is parking.

Hué zou de hoofdstad blijven tot de dynastie in 1945 viel. De voornaamste bezienswaardigheid van de stad is een citadel die diezelfde keizer liet hier liet aanleggen, incluis een verboden stad naar Chinees model. Omdat Hué zo’n centrumstad was en slechts op 70 kilometer van de scheidingslijn tussen noord en zuid lag, heeft ze het tijdens de verschillende oorlogen steeds zwaar te verduren gekregen en toen de bommen in 1974 uiteindelijk stopten met vallen, lag het grootste deel van de stad compleet in puin. Van de citadel en de verboden stad zijn slechts een paar gebouwen blijven staan, al de rest is men nu volop aan het heropbouwen, maar bij het ter perse gaan was er nog heel veel werk voor de boeg.






Van den hond

Vanuit Hué voorzagen we weer een aantal dagjes fietsen in onze planning. De eerste dag gingen we naar Lang Co, een dorp dat langs snelweg 1 verscholen ligt. Snelweg 1 is de verkeersader die door het land stroomt van noord naar zuid. Het zou het makkelijkst zijn om deze gewoon te blijven volgen, maar op sommige stukken is het verkeer zo druk dat je je net op de A12 waant. Soms is Snelweg 1 een vierbaansvak en op andere plaatsen wordt het een twee- of driebaansvak. Het uiterst rechtse baanvak is steeds voorbehouden voor fietsers en scooters, en als er meer dan twee baanvakken zijn mogen die scooters ook nog een plaatsje naar links opschuiven. Wat er ook steeds kan gebeuren is dat je op het uiterst rechtse baanvak tegenliggers hebt. Die komen dan doodleuk spookrijden op je baanvak. Boodschap is om steeds goed uit te kijken, want spookrijders doen moet je blijkbaar steeds langs links kruisen. Ook kunnen er andere obstakels op je baanvak staan zoals stilstaande vrachtwagens of kraampjes, die dan brood, fruit of om het even wat aan de man trachten te brengen.

Wij proberen echter zoveel mogelijk deze snelweg te vermijden en nemen dan de secundaire wegen, al zijn die niet zo dik gezaaid en betekent het vaak een stukje omrijden. Toch hebben we ons deze tactiek nog niet beklaagd. Zo zijn we echt al prachtige plekjes gepasseerd en komen we vaak in contact met de lokale bevolking. De rit naar Lang Co was 90 kilometer lang, waarbij er op het einde nog wat moest worden geklommen. Op de koop toe viel het laatste anderhalf uur de regen echt met bakken uit de lucht. Dat laatste viel overigens te voorspellen: Lang Co ligt net aan de voet van de Hai Van pas, een bergrug die zich van oost naar west over het land uitstrekt. Er komen bovendien twee windstromen samen, die daar tegen elkaar botsen en er de kans op neerslag aanzienlijk vergroten. Op sommige plekken valt er hier tot 5000 liter water per jaar, wat ongeveer zes keer meer is dan er in Vlaanderen valt. Heel verwonderd dat wij ook ons buitje mochten meepikken waren we dan ook niet. En als het meer dan 25 graden is dan doet dat al eens deugd.

’s Avonds in Lang Co was er niet veel meer open qua eetgelegenheid en dus stapten we maar het eerste het beste straatrestaurant binnen. (overal in Vietnam kan je aan de kant van de weg lage plastieken tafeltjes en stoeltjes vinden waar je vaak één gerecht geserveerd krijgt). Wat de schotel die avond in het restaurantje bevatte, begrepen we niet helemaal. We dachten dat we de kok ‘dog’ hadden horen zeggen, maar door de soms wat rare Engelse uitspraak van de Vietnamezen waren we er niet heel zeker van. Toen we uiteindelijk ons bord voor ogen kregen, konden we duidelijk verhakkelde hondenpoten opmerken en de smaak van het vlees was anders dan datgene wat we voordien ooit aten. Het was dradig vlees, te vergelijken met karbonade, maar dan met een lichte wildsmaak. Toch niet echt lekker. De hondenbezitters onder jullie mogen dus gerust zijn: als we nog eens bij jullie op bezoek komen, zullen we niet likkebaardend naar jullie hond staren!






Jonge meisjes

De volgende dag moesten we opnieuw vroeg vertrekken, want er stond een rit van 70 kilometer op het programma met kort na vertrek de Hai Van pas, een beklimming van 11 kilometer aan een gemiddelde van 5,5 %. Met niet de allerbeste fietsen en zakken van 20 kilo toch een te duchten beproeving. De weg was evenwel weer schitterend. De pas was vroeger vaak het decor van auto-ongevallen en daarom heeft men geopteerd om een tunnel door de bergpas te maken, waarlangs al het zware verkeer nu wordt gestuurd. Bijgevolg zijn de wegen nu zeer rustig, maar toch goed onderhouden. Het landschap, langs de kust, is erg prachtig. Het weer was eigenlijk wat te warm. Sinds we in Hué zijn aangekomen haalt het kwik hier steeds meer dan 25 graden en als er geen wolken zijn doet de zon daar nog een schepje bovenop. Fietsen is hier dus geheid zweten geblazen. Tegen de middag waren we de berg over, passeerden we Danang en tegen de avond kwamen we aan op onze volgende bestemming: het lieftallige Hoi An.


Een hondentransport maakt ons altijd wat misselijk

Een omgekantelde vrachtwagen verspert de weg


Lang Co


Hoi An, zo hadden we gelezen, is blijkbaar dé plaats die de gemiddelde Vietnamtoerist aanhaalt als mooiste herinnering aan het land. Dat klonk dus veelbelovend. We zouden hier één rustdagje houden en dan onze weg weer verderzetten naar het zuiden. Omdat kerstmis naderde en we nog een opdracht te vervullen hadden voor de familie Gérardy, hielden we ons voornamelijk daarmee bezig, ondertussen aan onze cocktail sippend, met uitzicht op het zwembad. ’s Avonds verkenden we de stad. Hoi An was inderdaad een pareltje. Het centrum, dat niet zo groot is, staat volgebouwd met oude koopmanshuizen, een herinnering aan haar rol als handelscentrum die de stad 200 jaar eerder vervulde. De oude sloepen die op de rivier ronddobberen en waarmee het koopwaar werd vervoerd doen nu vooral dienst als plezierbootjes. Om het toerisme een boost te geven heeft de lokale overheid haar inwoners verplicht om lampionnetjes aan de gevels te hangen, waardoor het lijkt alsof je in een sprookje ronddwaalt. Enkel zonde van de jonge meisjes (tussen de 4 en de 10 jaar), die hier worden ingezet om koopwaar te slijten aan voorbijgangers. Het is telkens ontzettend jammer als om toeristen te zien bezwijken voor hun smekende oogjes. Ze lijken niet te beseffen dat ze op die manier aangeven dat het loont om jonge meisjes in te zetten en duwen daardoor onrechtstreeks nog meer van hen in dezelfde rol. Kinderen horen buiten te spelen.


Kuifje in Vietnam






Kerstmis

De volgende dag waren Elisabeth’s darmen niet tiptop in orde en fietsen zou niet lukken, zodat we onze plannen weer moesten aanpassen. We zouden een dagje langer in Hoi An blijven en van daaruit de bus nemen naar Nha Trang. Ik werkte intussen nog wat aan deze blogpost en passeerde ook nog even langs de barbier, die gelijk ook mijn oren uitkuiste en me een massage gaf.


En dat is dan het voorlopige einde van ons verhaal, want deze ochtend kwamen we in Nha Trang aan. Vanavond is het kerstavond en overal in de straten hoor je hier kerstmuziek en zie je slingers en kerstbomen, best een gek zicht terwijl het 25 graden is. Er is hier voor de gelegenheid wel een groot podium in elkaar getimmerd waarop vanavond een aantal bandjes het beste van zichzelf komen geven. Tussendoor staat er ook een skypesessie met de familie Gérardy op het programma. Aangezien wij voor nieuwjaar niets meer zullen posten willen we iedereen bij deze al prettige feestdagen toewensen, een zalig kerstfeest en een schitterend 2013!

Tot dan!

E & W