maandag 26 november 2012

Van 25 oktober tot 27 november: Ulaanbaatar - Beijing – Pingyao – Xi’an – Shanghai – Tunxi – Hangzhou – Xiamen – Gulong Yu - Hongkong


Dag iedereen!

Alweer een blogpost die met excuses begint! Deze keer waren er evenwel verzachtende omstandigheden waarom er een maand voorbij ging zonder dat wij hier actief waren, nl. de Chinese overheid. Zoals u verderop in de post zal kunnen lezen worden blogs als staatsgevaarlijk beschouwd en worden ze overal geblocked.

Het resultaat is een post over de voorbije maand in China. We hebben niet stilgezeten en de omvang van de post is dus navenant. Om het geheel wat leesbaarder te maken heb ik met korte tussentiteltjes gewerkt. Op die manier is het makkelijker om de post niet in één keer te hoeven uitlezen. Uw baas zal mij dankbaar zijn.

Waar waren we gebleven?

Les van mevrouw Gérardy

Ulaanbaatar. Dinsdagochtend bezocht Elisabeth er het museum of fine arts. Ik besloot niet mee te gaan omdat ik één museum per dag al wel voldoende vind en ik niet zo’n fan ben van de Mongoolse kunst. Elisabeth vond het zeer de moeite, maar nogal aan de kleine kant, zodat ze twee uur na vertrek opnieuw bij het hostel aankwam. Na het middageten gingen we naar het nationaal historisch museum van Mongolië. Dat we al drie weken in het land hadden rondgelopen voor we het bezochten, betekende echt een surplus. Intussen waren we in aanraking gekomen met verschillende lappen van de geschiedenis van het land en die werden in het museum netjes aaneengeregen. De eerste menselijke vondsten, de opkomst van het Mongoolse rijk onder de verschillende kahn’s, haar onderwerping door de Qin en de revoluties die tot het huidige democatische systeem hebben geleid werden er uiteengezet, gestaafd door allerlei artefacten en documenten uit die tijden.

Woensdag was het natuurhistorisch museum aan de beurt. Ik kreeg er een uitgebreide toelichting van mevrouw Gérardy over de geologie van onze planeet. Het museum was aardig opgebouwd: het gaf een overzicht van de ontwikkeling van de aarde sinds haar ontstaan, met één oog steeds gericht op Mongolië. We kregen er een heleboel prehistorische gesteenten te zien, dinosaurusbotten en -eieren en een aantal opgezette exemplaren van zo ongeveer elke diersoort die de Mongoolse fauna rijk is.

Russische logica

Zoals het dit jaar ons lot zal zijn, was het, net nu we het gevoel kregen dat we het land begonnen te kennen, alweer tijd om te vertrekken naar de volgende bestemming: China. Om daar te raken hadden we twee keuzes. Ten eerste de goedkope optie: met de trein tot aan het grensstadje Erlian, dan per jeep liftend over de grens en vervolgens de bus tot in Beijing. De andere optie was om de rechtstreekse trein tussen UB en Beijing te nemen. Die trein deed er niet alleen langer over, maar was ook dubbel zo duur. Na wat getwijfel, besloten we voor de makkelijkste optie te gaan. Niet alleen liep je bij optie één de kans om aan de grens bij de laatsten uit de trein te stappen en zo alle jeeps er reeds gevuld  aan te treffen (om 22u!), maar de prijs van de rechtstreekse trein was met 75 euro niet bepaald astronomisch hoog en verzekerde je bovendien van een deugddoende nachtrust.
De trein vertrok vrijdagochtend om 7u15 en we maakten gebruik van de gratis shuttledienst die ons hostel aanbood. De rit zelf verliep weer uitstekend. Meer zelfs, we kregen de meest luxueuze treinuitvoering die we tot dan toe hadden gezien. De grensovergang was een makkie, al moet je een aantal uurtjes oponthoud rekenen om van onderstel te wisselen. Omdat de Russische en Mongoolse treinen de enigen ter wereld zijn die op sporen rijden die net iets breder zijn dan alle andere sporen ter wereld, moet elke trein die China in wil eerst naar een depot worden gereden waar men de treinstellen optilt en hen op een smaller onderstel zet. Russische logica.

Onze coupégenoot was een Chinees, die zo ongeveer onze leeftijd moet gehad hebben. Moet gehad hebben, want communiceren bleek nagenoeg onmogelijk. Alvast een voorsmaakje wat we tot dan toe steeds te horen hadden gekregen over China: haast niemand die er Engels spreekt. Voor de rest geen slecht woord over onze vriend voor één dag. De cohabitatie verliep vlekkeloos. Toen we hem onderweg duidelijk hadden gemaakt waar ons hostel zich bevond (aan de hand van onze van thuis meegebrachte netgids van de Beijingse ondergrondse), kocht hij ons metrokaartjes en begeleidde ons naar het perron waar we moesten opstappen.

Mosselen met friet

We verbleven in het Sanlitun hostel, een groot complex met ongeveer tachtig kamers. We zouden er maar twee nachten blijven, want de nachten erna gingen we couchsurfen bij Lise, een Nederlandse die als vrijwilligster voor een ngo in China was beland en er intussen een Chinese man aan de haak had geslagen. Als kers op de taart waren zij afgelopen jaar in het huwelijksbootje gestapt.

De dag van aankomst planden we, zoals dat op dagen van aankomst gewoonlijk gaat, niet veel te doen. Een mailtje van Vincent en Adeline in onze inbox wijzigde dit echter. Zij waren hun laatste avond in Beijing en wilden nog wel eens samen dineren. Een aanbod dat wij niet afsloegen, en dus begaven we ons na het douchen snel richting het hostel waar zij logeerden. Dat hostel was gesitueerd in één van de gezelligste (lees: meest toeristische) hutongs van de stad. Een hutong is een heel smal straatje dat tussen de grote straten in ligt. In Beijing heb je een heel doolhof van zulke smalle straatjes. De hutong waar Vincent en Adeline verbleven stond vol restaurantjes, winkeltjes en kraampjes waar ze streetfood verkopen. Wij maakten er een eerste keer kennis met de Chinese keuken die, zoals we intussen geleerd hebben, zeer verscheiden is. Elke provincie hier heeft zo zijn eigen specialiteiten. In het noorden vind je voornamelijk noedels, in het nattere zuiden eerder rijst. In het westen is het eten erg gekruid en in het oosten vind je uitstekende visschotels. Wij namen die avond noedels met rundsvlees. Na een afsluitende cocktail namen we voor een tweede maal afscheid van onze Franse vrienden en gingen terug naar ons hostel.

Omdat onze eerste twee volledige dagen Beijing in het weekend vielen, besloten we om nog niet meteen naar de grootste en dus meest drukbezochte bezienswaardigheden te gaan. De verboden stad en de Chinese muur zouden dus nog even moeten wachten. In plaats daarvan gingen we de eerste dag naar de Lamatempel, de belangrijkste boeddhistische tempel buiten Tibet. Deze prachtige tempel, een voormalige keizerswoning, kreeg haar huidige bestemming in 1744. Het krioelt er van biddende en knielende Chinezen die gedurig wierrookstokken offeren aan de verschillende boeddha’s die zich in het complex bevinden. Toch hangt er een aangename, serene sfeer en is het daardoor een uitstekende bron van rust temidden van het drukke stadsleven. Toen we ons na het tempelbezoek opnieuw richting hostel begaven, stootten we plots op een Belgisch restaurant. Onze nieuwsgierigheid lokte ons naar binnen en we troffen er de geur aan van mosselen met frieten. De uitbater, die evenwel niet aanwezig was toen wij er waren, bleek een Gentenaar die in Antwerpen naar de koksschool was geweest en nu specialiteiten als Gentse waterzooi en stoofvlees op Vlaamse wijze aan de Chinezen trachtte te slijten. De muren van het restaurant waren versierd met ansichten van Belgische steden en met een blauwe Chimay bij de hand voelden we ons even thuis. Daarna was het genoeg met de heimwee en begaven we ons naar een Chinees restaurant, waar we opnieuw heerlijk aten.





Nine million Bicycles

Zondagavond zouden we met de Nederlandse Lise en haar Chinese man afspreken, maar Lise zat met visumproblemen twee dagen langer vast in Hong Kong en dus zouden we alvast haar man Jesse leren kennen. Overdag huurden  fietsen en begaven ons in het hectische Pekingse verkeer. Omdat je met de wagen door de stad verplaatsen vaak langer duurt dan het met de fiets te doen, maken veel mensen hier gebruik van de uitstekend brede fietspaden die de stad rijk is. Belangrijke regels om te weten voor je je op de weg begeeft, is dat er geen voorrang van rechts bestaat en dat auto’s en fietsen altijd (!) rechts mogen afslaan. Als je verkeerslicht op groen staat, is het dus nog steeds opletten geblazen. De wegen en fietspaden zijn wel van uitstekende kwaliteit, zodat het heel aangenaam door de stad bollen is. We bezochten per fiets de belangrijkste en drukste winkelstraat van Beijing op zoek naar een papieren versie van een lonely planet of andere reisgids (de digitale versie hadden we wel, maar daar heb je niet veel aan als je dingen gaat bezoeken). Hoewel we ongeveer alle lonely planets aantroffen die er worden uitgegeven, bleek de Chinese versie niet beschikbaar. Nadien zouden we begrijpen dat China deze uit de handel heeft laten halen, omwille van enkele gevoelige kwesties die erin besproken worden. Zo wordt onder andere Taiwan er als onafhankelijk eiland aangeduidt. Wel vonden we een boek met een mooi en bondig overzicht van de Chinese geografie, geschiedenis, cultuur, politiek systeem en bevolking.  Daarna wandelden we nog even naar het Tienanmenplein, een nogal groot uitgevallen grijs plein, waar het niet erg bijzondere mausoleum van Mao te bewonderen valt. In het midden van het plein heeft men op de koop toe twee reusachtige beeldschermen geplaatst, om het geheel een nog schabouwelijker aanzicht te geven. Het mooiste zicht hier is de overkant van de straat, waar je de toegang tot de verboden stad ziet liggen.

Intussen had Jesse gebeld om af te spreken voor de avond. Wij zouden een taxi aanhouden, Jesse bellen en hij zou de taxichauffeur de weg uitleggen naar zijn appartementsblok. Zo gezegd, zo gedaan. We begaven ons met de taxi een kleine 10 kilometer buiten het centrum van de stad, maar dat viel aan de omgeving hoegenaamd niet te merken. Alles bleef even verstedelijkt als het centrum zelf. Uit de taxi gestapt (de rit kostte ons 3 euro), kwam er meteen een Chinese jongeman op ons af. Hij vroeg waar we vandaan kwamen en toen we hem zeiden dat we Belgen waren en hij op zijn beurt vroeg of we van het Vlaamse of het Waalse deel kwamen, dachten we dat Jesse voor ons stond. Het bleek evenwel blijkbaar gewoon een Chinees te zijn die wist dat er in België verschillende gemeenschappen waren. Bizar. Jesse daagde iets later op en nadat we onze zakken op zijn appartement hadden afgezet, gingen we uit eten. We leerden dat het de gewoonte is om bij het uiten eten gaan allerlei schotels te bestellen, sommige met groenten, sommige met vlees en andere met noedels, rijst of andere deegwaren. Het is vervolgens de gewoonte om lukraak uit de verschillende schotels met je chopsticks te eten. Het was een erg gezellige avond, waarop we al onze vragen die we intussen over China hadden, konden voorleggen. Jesse bood ons trouwens de volgende twee nachten zijn (comfortabel!) dubbel bed aan!








Als sardienen in een blik

Maandag werden we wakker toen Jesse al naar het werk was vertrokken. Hij had ons zijn sleutel gelaten, dus konden we de stad in op voorwaarde dat we terug waren wanneer hij van zijn werk thuiskwam. We besloten om wat rond te wandelen in de stad en onze treintickets te regelen voor onze volgende verplaatsingen binnen China. Wil je verzekerd zijn van een plaats, wordt er aangeraden een viertal dagen op voorhand te reserveren. We moesten dus eerst wat lezen over welke bestemmingen we zouden aandoen, en wat een realistisch reisschema was. We besloten dat onze volgende stops Pingyao, Xi’an en Shanghai zouden zijn en boekten de tickets via onze voormalige jeugdherberg. Op die manier betaal je wel een kleine toeslag per ticket, maar vermijd je urenlange wachtrijen in het treinstation. Toen we nadien terugkeerden naar onze host maakten we kennis met de subway van een miljoenenstad pal middenin het spitsuur. Net omdat er zo massaal gebruik van wordt gemaakt, verloopt het nemen van de metro hier enorm efficiënt. Het was voor ons wel even aanpassen dat iedereen net zo hard de metrostellen in geduwd wordt totdat er werkelijk geen vierkante centimeter plaats meer is om je te bewegen, maar de doorsnee Pekinees ondergaat dat zeer gedwee. Beweren dat het verplaatsen per metro en nadien per trolleybus snel gaat, zou wel stevig overdreven zijn. We legden de 10 km tot aan Jesse’s appartement af op ongeveer een uurtje.

Om te bekomen van de drukte nam Jesse ons deze avond mee naar een restaurant waar ze hotpot serveren, een Chinese variant van onze fondue, maar dan met kokend water in plaats van olie. In het midden van de tafel komt een grote kom met water, waarin men een pot met hete kolen zet, die het water constant aan het koken brengt. Daarin smijt je dan ondermeer gehaktballen, fijngesneden plakjes vlees, tofu en groenten. Allemaal heel lekker, maar na een uurtje dineren heb je toch wel even genoeg warm water gegeten voor de rest van de week. Lise zou die nacht toekomen in de luchthaven van Beijing en wij hielden Jesse gezelschap tot hij er om 00u30 naartoe vertrok. Nadien zouden zij bij zijn ouders gaan slapen (die dichter bij de luchthaven woonden) en hadden wij het appartement voor ons alleen. Gezien het late uur en ons voornemen om de volgende dag vroeg naar de verboden stad te vertrekken kropen we meteen onder de wol.

Pekingeend

De verboden stad is een stuk ommuurd gebied in het centrum van Beijing. De ingang bevindt zich tegenover de noordzijde van het Tienanmenplein, waar de mooie Poort van de hemelse vrede werd opgetrokken. Het is de plaats waar de laatste 24 keizers van de laatste twee dynastieën  de Ming en de Qin, waren gehuisvest. Haar naam ontleent dit gebied aan het feit dat de plaats ontoegankelijk was voor iedereen die niet tot de hofhouding van de keizer behoorde. In feite bestaat deze ministad uit twee delen: aan de zuidkant bevinden zich een aantal tempels van waaruit de keizer samen met zijn naaste vertrouwelingen het land bestuurde en aan de noordkant zijn de privévertrekken van de keizer en zijn talrijke concubines gelegen. Het geheel wordt afgesloten met een prachtige tuin, die ondanks haar relatieve grootte toch heel indrukwekkend is. Nadat je de stad verlaten hebt is het de moeite om nog naar het tegenovergelegen park te trekken, waar een kunstmatige heuvel opgetrokken werd die je een prachtig overzicht op de verboden stad en haar omgeving biedt. We spendeerden uiteindelijk 5 uur in het complex in het gezelschap van een Nederlandstalige audiogids.
Na deze leerrijke, maar toch wel vermoeiende dag was het plan om ons tegoed te doen aan een andere culinaire specialiteit van de stad: Peking eend! Zoals de naam doet vermoeden zou je verwachten dat je op elke hoek van de straat in Beijing wel een gelegenheid kan vinden waar ze dit gerecht serveren. Edoch, na 40 minuten rondwandelen met “groten honger” vonden we pas het eerste restaurant. Honger was ook in dit geval de beste saus en de volledige eend werd snel (mede door toedoen van de voorlopig even niet meer zo vegetarische Elisabeth) soldaat gemaakt. (Hierover nog het volgende: Elisabeth heeft gekozen om tijdens onze trip op zijn minst de lokale specialiteiten te proeven, zelfs als er vlees mee gemoeid is). Voldaan keerden we (Jesse’s en Lise’s) huiswaarts. We maakten nog even kennis met Lise voor we ons klaarmaakten om te gaan slapen. De volgende dag planden we om naar de Chinese muur te gaan en Jesse maakte ons nog een plannetje om er makkelijk te raken.













The great wall

Het beste moment om de muur te gaan bekijken, zo had Jesse zich voor het slapengaan nog laten ontvallen, was ’s morgens vroeg. Slaafs zijn aanbevelingen volgend, zetten we de wekker om 5u15. Een bus, de metro, een lange-afstandsbus en nog een minibus brachten ons uiteindelijk om 8u20 aan de voet van de muur, in het stadje Mutianyu. Het grootste deel van dit meer dan 6000 kilometer lange bouwwerk ligt vandaag nagenoeg in puin en is zo vervallen dat het onverantwoord is om het te betreden. Om de muur wat toerist-vriendelijker te maken besliste de overheid om een aantal kilometerslange stukken te laten restaureren, zodat je een idee kan krijgen van zijn vroegere pracht. Meteen kan je je ook inbeelden dat het op die stukken een constante toestroom van toeristen is, vandaar ook Jesse’s aanbeveling om ’s morgens te gaan kijken. De geschiedenis van de muur vertelt ons dat men de bouw ervan startte in de derde eeuw voor Christus. In de eeuwen erna werden er gedurig stukken bijgebouwd of hersteld. Het doel was even simpel als moeilijk te realiseren: zich beschermen tegen rondtrekkende invasielegers, zoals de Hunnen. Dat lukte overigens niet helemaal: in 1644 viel de Manchus China binnen en bezette het gebied.
Toen wij 368 jaar later aan de voet van diezelfde muur stonden, was er van die Manchus niet veel meer te merken, en ook de meeste toeristen sliepen nog. We kozen om de kabelbaan links te laten liggen en de tocht naar boven met onze oude vertrouwde voeten te maken. Toen we twintig minuutjes later de laatste treden achter ons lieten, konden we genieten van het uitzicht dat de muur ons bood op de omgeving. Nodeloos om dat hier te beschrijven als wij u er ook gewoon foto’s van kunnen tonen:





4 uur trappen op en trappen af en een lunchpauze in het stralende zonnetje later, besloten we dat het genoeg was geweest. We daalden af, onderhandelden met de chauffeur van het minibusje over de prijs om ons naar het busstation te brengen (€6,5 ipv €8,5!) en kwamen in de late namiddag aan in Beijing. Het ideale moment om ons nog even naar het Olympische centrum van de stad te begeven en te kijken waar de exploten van Michael Phelps en Tia Hellebaut zich hadden afgespeeld. We kwamen aan bij valavond en hadden nog net genoeg tijd om de site in een ondergaand zonnetje te bekijken alvorens te genieten van het lichtspektakel dat de ontwerpers van “het vogelnest” en “the watercube” voor ons in petto hadden.





Eten, eten, eten

Die avond was het tijd om afscheid te nemen van onze Chinese/Nederlandse hosts. Voor de gelegenheid zochten we een “all you can eat”-restaurantje uit, waar we ons tegoed deden aan tientallen (en allemaal verschillende) stukjes vlees en vis voor op onze steengrill, tal van groenten, sushi’s en desserts. Zelden decadenter gegeten dan toen, en dat voor slechts 8 euro per persoon.  Tijdens dit diner en de vele uurtje dineren ervoor hadden we van onze hosts overigens het één en ander geleerd over het leven in China:

  •       Lise vertelde ons wat we na twee dagen met Jesse eigenlijk al wisten: Chinezen zijn werkelijk gek van eten. Dat merk je eerst en vooral al in het straatbeeld: aanvankelijk dachten wij nog dat al die eetgelegenheden er vooral voor toeristen waren, maar gauw merkten we dat het vooral de lokale bevolking was die hier hun magen vulden. Bovendien zie je de Chinezen hier de hele dag door rondlopen met eten. Wanneer je een werkvergadering hebt, gaat die trouwens heel vaak door in een restaurant (chinezen eten ook tweemaal daags warm en gaan haast altijd uit eten) en die vergaderingen kunnen enkele uren in beslag nemen. Bij de overheid hier zijn lunchpauzes van 2 à 3 uur geen uitzondering. (Kan ik een detachering krijgen?) En waarover denk je dat 90% van die gesprekken tijdens die lunchpauzes dan gaan? Precies!
  •        Hopelijk wordt onze blogpost hierdoor niet gecensureerd, maar in China is het vergeven van de corruptie. Iedereen verdient hier naast zijn officiële salaris nog eens een veelvoud in het zwart. In de restaurants kan je een extra drankje vragen als ze het kasticketje achterwege mogen laten en sommige restaurants weigeren gewoon tout court om het te geven. De overheid probeert hier op in te spelen door een loterijticket aan het officiële kasticket te verbinden (zodat mensen ernaar zouden vragen), maar in Beijing kent die formule vooralsnog geen succes.
  •      Ook in het onderwijs speelt die corruptie en dat begint al heel vroeg. In de lagere school geef je best een mooi cadeautje, zoals bijvoorbeeld een Iphone als je wil dat jouw kind de nodige aandacht krijgt van zijn juf. Slechte punten in de hogere cycli kan je op dezelfde manier laten corrigeren.
  •      Het leven in China is hard. Elke inwoner is doordrongen van de idee dat hij, en hij alleen verantwoordelijk is voor zijn leven. Van de overheid moet geen hulp worden verwacht. Dat zorgt ervoor dat het leven hier heel stressvol is. Toen Jesse pas begon te werken bij het immobiliënkantoor waar hij nu werkzaam is, werd hij al na twee maanden ziek van de werkdruk. Van ’s morgensvroeg tot ’s avonds laat staat hij klaar voor zijn baas, en ook in de weekends is hij vaker aan het werk dan dat hij vrijaf heeft. In een maatschappij zonder ondersteuning vanuit de overheid mag de gigantische kloof tussen rijk en arm geen verbazing wekken.
  •      De overheid overheid houdt van propaganda en censuur. De gemiddelde Chinees is er middels zijn opvoeding en al wat daar bij komt kijken, van overtuigd dat China het beste land ter wereld is. De Chinese overheid beïnvloedt het maatschappelijke leven via onderwijs en media zodat deze mythe in stand kan worden gehouden. Ook censuur speelt hier een belangrijke rol in. Youtube en Facebook worden hier als te bedreigend beschouwd en dus worden ze geblokkeerd. Daarentegen bestaat er wel een Chinese variant van deze online diensten die makkelijker te controleren valt. Ook het feit dat op deze manier een aan belang (en geld) toenemende tak van de wereldeconomie in Chinese handen wordt gehouden zal ongetwijfeld meespelen in de Chinese politiek.

Hemelse vrede

De laatste dag in Beijing stonden we op samen met Lise en Jesse. We namen afscheid voor zij zich naar hun werk begaven en wij ons naar onze laatste bestemming in Beijing: de hemelse tempel. Deze tempel, eigenlijk eerder een park, was een ommuurd complex waar de Chinese keizers allerlei offerandes hielden om de hemelse goden gunstig te stemmen. Hét belangrijkste bouwwerk in dit park is de tempel van het gebed voor goede oogst. Deze tempel met driedelig dak is één van de meest bekende bouwwerken in China. In het park leerden we nog een stel ouderlingen kennen waarmee ik een spelletje badmintonvoetbal speelde, het hooghouden van een zelf ineengeknutseld pluimpje met de voeten. Ik werd afgedroogd. (of zoals George Leekens het zou zeggen: ik was de beter, maar had pech). Het park zelf was prachtig en we waren danig onder de indruk van de bouwwerken die zich er bevonden. Het was de perfecte afsluiting van een mooie tijd in Beijing.

Klokslag zeven uur werden we aan het treinstation verwacht voor onze overnachttrein naar Pingyao, onze volgende bestemming. We maakten kennis met de Chinese trein, die de Russische en Mongoolse treinen aftroefde in efficiëntie. Voornamelijk in efficiëntie qua plaatsindeling dan: waar je in de laatsgenoemde treinen telkens twee bedden boven elkaar had, zijn dat er in China telkens 3. Rechtop zitten is, uitgezonderd van het onderste bed, dan ook uitgesloten. Maar gelukkig blijkt ook moeilijk steeds te gaan en arriveerden we om 7u30 de volgende ochtend in Pingyao. Deze bestemming hadden we om twee redenen uitgekozen: de eerste was dat het halverwege lag tussen Beijing en Xi’an en we op die manier onszelf een lange treinreis bespaarden en ten tweede omdat het een mooi oud stadje zou zijn, helemaal ommuurd met muren uit de 14de eeuw, meteen het oudste stadje van haar soort in het hedendaagse China. We werden er opgehaald met een gemotoriseerde riksja en konden meteen voelen hoe koud het er was.









Johan Cruyff

Na exact twee maanden reizen kregen we voor het eerst te maken met datgene waar we op voorhand vaak voor gevreesd hadden: gerommel in de buik. Niet in die van Elisabeth welteverstaan, maar in de mijne. Volgens het instituut voor tropische geneeskunde heeft een westerse reiziger zo’n 30 tot 50% kans om er last van te krijgen tijdens een maandlange trip naar niet ontwikkelde delen van Azië. Ik zou denken aan Cambodia, Laos of India, maar het werd dus al China. Soit, zoals Cruyff het mooi verwoordde ‘heb elk nadeel ook z’n voordeel’ en dus bleef ik de volgende dagen wat meer binnen zodat ik rustig aan mijn blogverslag kon schrijven.

Ik was ook wat koortsig en het grauwe aanzicht van de stad gaf me bovendien niet echt veel zin om veel uit te vreten. We wandelden wat rond en merkten dat de hele ommuurde binnenstad vooral een grote toeristenval was: het ene winkeltje wisselde het volgende af. Honderden mensen zaten buiten op straat te wachten tot één van de voorbijkomende toeristen er iets zou kopen. Het gaf ons niet meteen veel zin om verder te gaan. Wanneer we ons dan toch eens op minder platgewandelde paden begaven, leerden we vooral de grauwheid kennen die over de stad hangt. Die nacht sliep ik niet erg veel en de volgende dag bleek het ons dan toch de beste keuze om binnen te blijven en aan onze blog te werken. Elisabeth liet zich ’s avonds nog een massage welgevallen in één van de talloze plaatselijke massagesalons. We hadden al te horen gekregen dat Chinese massages veel ruwer zijn dan de varianten die we in Europa kennen, maar door de masseuse van in het begin aan te manen het rustig aan te doen, werd het voor Elisabeth een deugddoend uurtje. Die avond werden we geholpen door de elektriciteitstoevoer in de stad, die besloot om integraal uit te vallen en ons vroeg naar bed te sturen.







Chinese flexibiliteit

De volgende ochtend was het alweer tijd om door te gaan naar de volgende bestemming. Nog steeds met een tegenstribbelende maag besloten we de verplaatsing naar Xi’an met de bus te maken. Hoewel de uitbaatster van het hostel ons de vorige avond had verzekerd dat we om 9u met een taxi naar onze bus zouden vertrekken, bleek de Chinese flexibiliteit dat plan te hebben veranderd: het vertrekuur werd verschoven naar 12u. Oorzaken hebben gevolgen en dus kwamen we pas om 20u aan in Xi’an, de oude hoofdstad van het Chinese Rijk. Dat we deze stad uitkozen als volgende stopplaats leek ons evident, tot de 10de eeuw was het immers de belangrijkste stad van China. Zo fungeerde ze als hoofdstad in ondermeer de Han-, Sui- en Tang-dynastieën en was het eeuwenlang de eindplaats van de zijderoute, de belangrijkste handelsroute tussen het Oosten en het Westen. Haar wereldwijde bekendheid verwierf de stad op het einde van de 20ste eeuw, toen een landbouwer geheel toevallig (zoals dat gaat bij ontdekkingen) op een archeologische schat stootte: het terracotta leger. Daarover later meer.
De avond bleek op alle fronten een meevaller: toen we totaal gedesorienteerd de bus uitstapten, werden we aangesproken door een koppel uitstekend Engelssprekende Chinezen die ons op de
eerste bus richting hostel dropten. Toen het hostel nadien ook niet zo makkelijk te vinden bleek, leerden we een jongeman kennen die graag zijn Engels wou opfrissen en ons begeleidde tot aan onze bestemming. Het hostel zelf was de grootste voltreffer: voor 7,5 euro per nacht per persoon kregen we een hotelwaardige tweepersoonskamer met badkamer. Het restaurant beneden serveerde ons (ondanks het passeren van het sluitingsuur van de keuken) een lekker maal. In de nacht begon de maag weer op te spelen en dat lekkere maal van daarnet werd algauw via de ingang weer verlaten. De volgende dagen nam ik me voor om te leven op toast, confituur, soep, witte rijst en kip.

Moskee

Omdat ik nog veel last had van mijn maag, stelden we het bezoek aan de warriors nog een dagje uit en waagden ons aan een bezoekje aan de stad. Het moslimkwartier werd door de reisgids warm aanbevolen en ook Elisabeth’s zus Nathalie die hier twee jaar eerder was geweest, had ons hetzelfde aangeraden. Sinds mensenheugenis bestaat een deel van de bevolking van Xi’an (totale bevolking: 4,3 mln) uit moslims. In de stad kan je dan ook een van de enige Moskeeën terugvinden die China rijk is. De Moskee is evenwel niet een Moskee zoals wij ons zouden inbeelden, het is eerder een mengeling van de Chinese met de Arabische bouwkunst. Zo bleek de enige minaret er eigenlijk gewoon een Chinese pagode. De grote zaal, waarin de moslims kunnen bidden biedt plaats aan zo’n 1000 gelovigen. Rond deze Moskee vind je een labyrint van smalle straatjes, waarin Arabisch gekleede Chinezen vooral voedsel trachten te slijten. Mijn maag had het soms lastig met alle walmen die mijn richting uit kwamen gewaaid, zodat ik enigszins blij was dat we ’s avonds terug in ons hostel aankwamen. Daar kreeg ik in het westerse restaurant de gelegenheid om me aan mijn voornemen te houden.











Gids Chinese stijl

De nacht verliep erg rustig en dus vertrokken we die ochtend met blij gemoed naar het station van Xi’an, waar we de bus richting terracotta warriors zouden nemen. Deze toeristische hoofdattractie van Xi’an, en bij uitbreiding van heel China, is een ondergronds leger dat keizer Qi Shi Huang in de 5de eeuw voor Christus uit klei liet optrekken om hem te vergezellen in het hiernamaals. Qi Shi Huang wordt beschouwd als de eerste eenmaker van China. Gedurende zijn 36-jarige heerschappij voerde hij een efficiënt, gecentraliseerd bestuur in,  hij standaardiseerde maten, gewichten, de munteenheid en het schrift en bouwde meer dan 6000 kilometer nieuwe wegen en kanalen. Tegelijkertijd was hij ook een van de grootste tirannen uit de Chinese geschiedenis. Voor al zijn verwezenlijkingen kon hij over een slavenmacht van enkele honderdduizenden mensen beschikken. Zo zouden er aan zijn graftombe alleen al 700.000 mensen hebben gewerkt.

Het terracotta leger, dat bij die graftombe hoort, beslaat zo’n 8000 stenen soldaten, boogschutters, paarden met ruiters en enkele koetsen. Al deze figuren werden op ware grootte gemaakt en allen staan klaar in gevechtspositie. De houten constructies, die de soldaten moesten afschermen tegen het zand waaronder ze werden begraven, rotten mettertijd weg en storten in waardoor alle beelden in gruzelementen vielen. De archeologen die hier werkzaam zijn, zijn bijgevolg voornamelijk een soort van veredelde puzzelaars.

Momenteel zijn overigens nog maar een kwart van alle beelden opgegraven. De rest laat men bewust onder de grond zitten omdat men nog met een groot probleem kampt: de beelden die begraven liggen zijn stuk voor stuk beschilderd, maar hun kleur verdwijnt na enkele jaren blootstelling aan de buitenlucht. Daarom is men nu volop onderzoeken aan het doen naar een procedé dat de beschildering van deze beelden kan beschermen.

Wij kwamen ’s middags aan aan de site en werden onmiddels omzwermd door plaatselijke gidsen. Dat het noodzakelijk was om een gids te nemen, dat je werkelijk niet zonder kon. Dat het niet zoals een waterval mooi was om naar te kijken, maar dat je hier ook de geschiedenis bij moest kennen. Hoewel zo’n praatjes bij ons doorgaans het averechtse effect hebben, lieten we ons leiden door de ratio: twee audiogidsen waren haast even duur als een gewone gids en deze gids was al bij al niet zo duur (€ 12,5). We namen dus het zeker voor het onzeker en lieten ons op ons bezoek leiden door Mimi, een 45-jarige vrouw. Achteraf bekeken was het weggesmeten geld: Mimi gidste ons op de Chinese manier, dwz in sneltreinvaart langs de belangrijkste bezienswaardigheden. Toen het bezoek na twee uurtjes was afgerond vroegen we haar stamelend of het oké was dat we nog wat op onszelf zouden rondwandelen.

Zoals dat vaak gaat met grote toeristische trekpleisters (waarschijnlijk door te hooggespannen verwachtingen) viel het terracottaleger toch wat tegen voor ons. De beelden zijn wel mooi, maar de massa foto’s die er intussen op het net circuleren, nemen volgens mij een heel deel van de magie weg, zodat je gewoon te zien krijg wat je verwacht: menshoge beelden. Bovendien is dat ook het enige wat er te zien is en vaak vanop een hele afstand, zodat het minder groots leek dan we ons vooraf hadden voorgesteld. In het aanpalende museum bezingen de Chinezen dan weer zo vaak hun eigen lof, dat het vaak lachwekkend wordt. De superlatieven zijn doorgaans nooit ver weg als je Chinese teksten leest, maar hun ‘highly magnificent museum’ zou bovendien pas echt ‘one of the most superb musea in the world’ zijn als ze op zijn minst de moeite zouden nemen om hun Engelse teksten zonder al te groteske fouten te laten schrijven.










Een stad met twee gezichten

Woensdag namen we de trein van Xi’an naar Shanghai, waar we donderdagochtend toekwamen. Deze nieuwe stad brengt ons weg uit het oude China en transporteert ons meteen naar het hart van het nieuwe land en haar boomende economie. Toch is de economische hausse van de stad relatief nieuw. Tot het begin van de 19de eeuw was de grond waarop de stad gehuisvest is niets meer dan wat braakliggend moerasgebied, waarop men hier en daar aan landbouw deed. Het oude Shanghai was eigenlijk een vissersdorp tot de Engelsen als eerste haar mogelijkheden zagen als toegangspoort tot de Chinese afzetmarkt en er een haven installeerden. Enkele jaren later kwamen de Fransen hen versterken en toen de Japanners en Amerikanen er tegen het einde van de 19eeuw arriveerden, was Shanghai al veruit de grootste haven van het Chinese vasteland. De buitenlandse ondernemers werkten nauw samen met de lokale machthebbers, met als gevolg dat mensen die in de Shanghaise fabrieken en bedrijven tewerkgesteld werden niet konden rekenen op enige arbeidswetgeving en dat uitbuiting vaak hun deel was. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Shanghai de geboorteplaats mag genoemd worden van de communistische partij die vandaag China controleert.

Op wat symboliek in het straatbeeld na is er van het communisme evenwel niets meer te merken in het hedendaagse Shanghai. Toen wij er onze eerste stappen door de straten zetten, werden wij meteen overmeesterd door haar grandeur. Dat we logeerden in één van de meest gerenommeerde buurten van de stad, op de scheidingslijn tussen enerzijds het oude koloniale Shanghai en anderzijds het nieuwe metropolitane Shanghai, was daar niet vreemd aan. Deze twee delen worden bovendien gescheiden door de Huangpurivier, die de majestueuze aanblik van beide delen versterkt.

Toen we van het uitzicht aan het genieten waren, werden we plots door twee vrouwen gvraagd om een foto van hen te nemen. Zij waren Chinees en maakten van het weekend gebruik om Shanghai te bezoeken. Toen zij ons vroegen of we hen wilden vergezellen naar een openluchtoptreden aan de andere kant van de rivier ging er bij ons meteen een alarm af. Zowel enkele van onze vorige youthostels,als een aantal fora die we voor onze reis hadden doorgenomen, waarschuwden voor Engelssprekende Chinezen die je uitnodigen voor een tasje thee en er vervolgens vaak tot 100 dollar voor aanrekenen. Toen we net op het punt stonden hun verzoek vriendelijk af te wijzen, werden we bovendien gewenkt door een Europese vrouw die ons eveneens vertelde om niet in te gaan op hun uitnodiging. Haar man was twee dagen eerder namelijk op dezelfde manier opgelicht. Wij dankten haar voor de waarschuwing, maakten ons besluit kenbaar aan de Chinese meisjes en vervolgden onze weg. Toen wij een kwartiertje later de Europese vrouw opnieuw tegenkwamen, bleek dat de Chinese meisjes hen waren gevolgd en hen samen met een hele boel verwijten ook een paraplu naar het hoofd hadden geslingerd.





Fuck your mother

Na onze “riverside promenade” passeerden we ook nog het centrale renminbiplein (volksplein) en proefden we voor het eerst van de lokale keuken, die alweer volmondig werd goedgekeurd. Hoe langer we ons in China bevinden hoe meer we merken dat het tafelen hier echt genieten is. (Mario, boek uw volgende vakantie maar naar China!) De ruime keuze en de verscheidenheid aan smaken en ingredienten maken het telkens dat we naar elke maaltijd uitkijken. Enkel het ontbijt blijft problematisch. Noedels, ravioli of andere deegwaren gaan er bij ons ’s morgens niet zo makkelijk in. Vaak zoeken we hier iets dat op brood lijkt en eten we er wat chocolade bij. Het brood is hier vaak wel erg gesuikerd en lijkt eerder op cake zodat we nu al vrezen voor ons gewicht wanneer we opnieuw huiswaarts keren J

Ons hostel was weer prima in orde en toen we na een nachtje heerlijk slapen ontwaakten was het alweer middag. We werkten nog wat aan onze blog en trokken de stad in, waar we een tochtje door het Franse kwartier planden. Zoals de naam doet vermoeden gaat het om een deel van de stad dat vroeger onder controle van de Fransen viel en waar hun invloed nu nog te merken is. Om de aantal meter heb je hier westers ogende huizen die zich meestal verbergen achter mooie ijzeren poorten. Vaak hebben deze huizen ook nog een mooie tuin, waardoor ze vermoedelijk een niet onaanzienlijke waarde moeten vertegenwoordigen. En oja, we liepen onze oplichtsters van de dag voordien nog eens tegen het lijf. Toen Elisabeth tegen de jongen waarmee ze aan de praat waren, zei dat het toch niet zo’n lieve meisjes waren, kreeg Elisabeth een “fuckyoufuckyoufuckyoufuckyoufuckyourmother” naar het hoofd. De verbaasde jongen stond erbij en keek ernaar.



Walking in the rain

De derde dag van ons verblijf volgden we opnieuw de aanbevelingen van onze lonely planet en bezochten het Shanghai museum. Toen we er tegen de middag arriveerden en de meer dan 50 meter lange rij zagen werden onze verwachtingen nog aangescherpt. Zoveel mensen die een meterslange file voor lief nemen om een museum te mogen betreden, dat belooft! De rij vorderde snel en bij het betreden van het museum daagde het ons dat het waarschijnlijk de gratis inkom was die de mensen aanzette om hier in grote getalen naartoe te komen. Het museum op zich was wel erg mooi. We leerden over de geschiedenis van het Chinese valutasysteem, de kalligrafie en de meubel- en schilderkunst. Na 4 uurtjes was het sluitingstijd en gingen wij nog eens op pad in de Franse wijk.

Het weer in Shanghai is warmer dan in Beijing, Pingyao of Xi’an, maar de hoeveelheid neerslag die hier valt is een veelvoud van die in de vorige gebieden. Voordeel is dat er daardoor een rijke vegetatie terug te vinden is en dat er makkelijk aan landbouw kan gedaan worden. Nadeel is dat we hier steeds met de paraplu in de hand op stap moeten.









God bless America

Onze laatste volledige dag in Shanghai brachten we door in Pudong, het bussinescentrum van de stad. Daar maakten we kennis met de hoogbouw die voornamelijk hier terug te vinden is. Slechts tien jaar geleden was dit een moerassig gebied met landbouwgronden, nu staan hier een twintigtal van de nieuwste en hoogste wolkenkrabbers ter wereld. Eén van de meest recente aanwinsten is het “World Financial Center”, dat ten tijde van haar oplevering in 2008 even als hoogste gebouw ter wereld door het leven ging. Daar staken enkele Qatarese sjeiks intussen een stokje voor. Mijn hoogtevrees gecombineerd met de 20 euro inkomprijs deden ons besluiten dat naar binnengaan voor een ander keertje zou zijn.

De rest van het gebied gaf ons het gevoel dat we een blik op de toekomst konden werpen: metershoge wolkenkrabbers met daartussen brede lanen met centraal gelegen een prachtig park met vijver.

’s Avonds deden we nog eens lekker westers: dineren in de pizza hut en de laatste disneyfilm “Wreck-it Ralph” bekijken. God bless America.











Oase van rust

Het doel van de volgende dag was om Tunxi te bereiken. Dat is een naar Chinese normen kleine stad (150.000 inw.) die we als uitvalsbasis zouden gebruiken voor onze volgende uitstappen, die naar de Huang shan (de gele berg) en naar Hongcun (een oud dorpje met een merkwaardige architectuur dat het inmiddels tot op de Unesco-werelderfgoedlijst heeft geschopt). De busrit vertrok kort na de middag en duurde 7 uur, zodat we arriveerden wanneer de avond al was gevallen. De weg naar het nieuwe hostel werd makkelijk gevonden. We troffen er één van de best Engelssprekende uitbaters aan, die bovendien heel erg hulpvaardig bleek.
De eerste dag Tunxi besloten we nog niet meteen de bovenvermelde attracties te gaan doen, aangezien we na de lange busrit en na het avondeten pas laat onder de wol konden kruipen. Op aanraden van de lonely planet besloten we om de Qiyunberg te gaan bezoeken. Buiten het feit dat er een aantal taoistische heiligdommen op de berg te bezichtigen waren, verschafte onze LP niet al teveel extra informatie, zodat onze keuze eerder een gokje was. Uiteindelijk bleek onze gok beter uit te vallen dan diegene die Patrick Janssens nam toen hij besloot om op de aanwezigheid van ethiek binnen de Antwerpse cd&v te vertrouwen. De bus reed drie kwartier het centrum uit en zette ons af aan de rand van een landelijk dorpje. Voor het eerst in onze tweëneenhalve week China zaten we temidden een oase van rust. Heerlijk. Voor de mogelijkheid om de berg te bestijgen met een kabelbaan pasten we. Het wandelpad dat ons naar de top zou leiden, passeerde het dorpje en verschafte ons een inkijk in het meer rurale deel van het land. Na het dorp steeg de weg. We genoten van de rust, het natuurschoon en, hoe hoger we gingen, ook van het prachtige uitzicht op de omgeving. Toen we na twee uurtjes boven aankwamen beseften we dat de kabelbaan toch iets meer (hoewel ook niet enorm veel) toeristen naar de berg bracht. Boven op de top van de berg was er een toegangspoort waar en inkom diende te worden betaald. We betaalden en gingen naar binnen. Toen we 5 minuten binnen waren kregen we bijna spijt van onze beslissing. De rust waarvan we tot dan toe zo hadden genoten werd verstoord door luidsprekers waardoor Chinese muziek schalde. Naar goede Chinese gewoonte had men besloten dat wat extra kitsch de toeristen wel zou kunnen plezieren. Ook zagen we dat men de wandelpaden op de berg verder aan het uitbouwen was en waren er mannen in de weer om Chinese tekens op de muren te schilderen in gouden letters. Toen we nadien de taoistische heiligdommen zagen, die in schrijnen in de rotsen waren verwerkt, speelde ons een wrang gevoel op: waren dit werkelijk authentieke beelden, of kregen we hier een vers gefabriceerde toeristische attractie te zien? Enfin, gelukkig compenseerde de omgeving de negatieve punten ruimschoots. Het zonnetje was bovendien van de partij, waardoor ons humeur al moeilijk stuk te krijgen was.

Toen we ons terug naar beneden wouden begeven, stootten we op een stel Fransen (uit Lyon), die met hun kindjes (van 3 en 1,5 jaar oud) een lange reis ondernamen. Zij waren ondertussen 9 maanden onderweg en hadden onder meer Marokko, Turkije, Bulgarije, Roemenië en Rusland aangedaan. Omdat zij met jonge kinderen reisden bleven zij wel steeds geruime tijd op dezelfde plek. Toch verbaasden wij ons erover dat de kinderen zich wonderwel uit de slag trokken in deze vreemde landen. Livio (3j) kon al heel lange stukken wandelen, ze lustten beiden al het eten dat ze voorgeschoteld kregen en ze bleken niet vaker ziek dan thuis. Uiteraard kregen ze meer dan genoeg aandacht, zowel van de ouders als van alle autochtonen die niet elke dag twee blonde kinderen onder ogen kregen. Het lastigste, zo vertelde de mama, is dat ze niet al teveel kinderen van hun eigen leeftijd ontmoetten en dus werd er een beetje gevreesd voor hun omgang met groepsdynamieken wanneer ze opnieuw in de Franse kleuterklas zouden ingepast worden. Papa Philippe en mama Sophie bleken leuke gesprekspartners en dus gingen we ook nog samen avondmalen. De volgende ochtend zou de wekker om 5u30 rinkelen om naar de Huang Shan te gaan (Om 6u kwam er een minibusje bezoekers ophalen in de jeugdherbergen van de stad) en dus sloten we onze ogen al om 21u die avond. Net ervoor legden we in de jeugdherberg nog een accommodatie vast op de gele berg voor de volgende nacht en bestelden een lunchpakket.









Abstracte kunst

Hoewel we vroeg waren gaan slapen, was het opstaan niet minder pijnlijk. Na enkele overstappen stonden we omstreeks 9u aan de voet van de gele berg. Opnieuw lieten we de kabelbaan links liggen en verkozen we de trappen om ons naar boven te begeleiden. De reden waarom we naar hier afgezakt waren, was omdat we simpelweg het advies hadden gevolgd van een Chinees meisje dat we in Moskou tegen het lijf waren gelopen. Naast de gele berg raadde zij ons aan om ook naar Xiamen en Gulong Yu te gaan. Meteen weten jullie ook twee van onze volgende stops in China J Toen het meisje ons de gele berg voorstelde, beeldden wij ons een onontgonnen stukje natuur in, nog niet echt bekend bij de grote massa toeristen. Niets is minder waar. De Huang shan staat al jaren op de Unesco-werelderfgoedlijst, is bij haast alle Chinezen vrij goed bekend en staat bij nader inzien ook vermeld op de achterflap van onze lonely planet (tussen de terracotta warriors en de Chinese muur in). De inkomprijs was dan ook navenant: 30 euro per persoon, naar Chinese normen een gigantisch bedrag. Er waren twee kanten van de berg die je te voet kon beklimmen en wij kozen de mooiste (maar zwaarste) kant, de westkant. 

Zesenhalve kilometer trappen brachten ons naar het punt waar de kabelbaan de meerderheid van de Chinese toeristen afzette. De uitzichten die we onderweg kregen voorgeschoteld waren formidabel. De granieten rotsformaties waaruit de berg bestond, deden denken aan de Griekse meteora. De uitstekende infrastructuur en bondige, maar interessante informatieborden aan de kant van de weg, deden ons vermoeden dat de uitbating van deze berg in handen was van een buitenlandse maatschappij. (Kwaliteit blijkt immers vaak ondergeschikt in de Chinese manier van werken. Snelheid, kwantiteit en efficiëntie zijn hier de kernwoorden).  Op de top van het westelijke punt aangekomen kon je je via paden die langs de bergflanken slingeren, verplaatsen naar een tiental andere pieken, die stuk voor stuk formidabele uitzichten opleverden.
Het enige tegenvallende punt van onze uitstap moest echter nog komen. De accomodatie die we via ons hostel in Tunxi hadden geboekt, bleek van het smerigste te zijn wat we tot dan toe in China waren tegengekomen. We kregen een slaapzaal aangeboden met lakens en matrassen waarvan de ranzige staat waarin ze verkeerden, deed vermoeden dat hun jaarlijkse wasbeurt toch al zo’n elvenhalve maand geleden had plaatsgevonden. De abstracte kunst die het vocht op de muur had achtergelaten was wel inbegrepen in de prijs. Toen we nadien veel te veel geld hadden bijbetaald, kregen we een kamer aangeboden van 20 vierkante meter die we met 9 anderen deelden, gelukkig mét schone lakens. Dat we om 21u werden verzocht te gaan slapen bleek, gezien de lange vermoeiende dag die we achter de rug hadden, geen enkel probleem.








Ronde zuilen

Om 5u45 begonnen we aan de volgende dag. De mist stuurde de zonsopgang in de war, maar de wandeling die erop volgde was de moeite waard. De grote troep Chinezen was nog niet gearriveerd en de bossen die ons omringden, gaven ons een inkijk in hun rijke fauna. Toch leerden we dat Chinezen zich niet in grote groepen moeten voortbewegen om met hun luidruchtigheid alle vogels en eekhoorns weg te jagen. Een enkeling is al genoeg. Na enkele vermijdingsmanoeuvers en een korte ontmoeting met een Amerikaans-Taiwanees koppel daalden we de gele berg af via de oostelijke zijde. Bergaf gingen de trappen heel wat sneller en na 3 uurtjes dalen stonden we opnieuw aan de voet. Ons aanvankelijke plan om in één ruk naar Hongcun te gaan bliezen we af. Twee dagen voor 6 uur opstaan, combineren met dik 20 kilometer trappenlopen, kroop niet in onze koude kleren. En dus kozen we in de plaats voor een dagje uitblazen in Tunxi. We verbleven opnieuw in dezelfde jeugdherberg als twee dagen voordien en daar leerden we Fridjohf kennen, die in tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden gewoon uit Nederland kwam. Een lekkere maaltijd werd op die manier gekoppeld aan een aangenaam gesprek.

De volgende dag was het Hongcun-tijd! Dit unescodorpje werd gebouwd in typische huizhoustijl, wat betekent dat zowat alle huizen er gebouwd zijn met witte gevels, de daken er omhoogkrullende hoeken hebben, de ramen er lang en smal zijn en dat er zich in elk huis centraal een atrium bevond. Bovendien heeft het volledige dorp vanuit de lucht bekeken de vorm van een waterbuffel gekregen, inclusief twee 500-jaar oude bomen die zijn horens voorstellen. Een Franse vader en diens zoon, die we de daags voordien in de jeugdherberg tegen het lijf waren gelopen, vergezelden ons bezoek. Beiden hadden kunstgeschiedenis gestudeerd en de vader bleek zelfs universiteitsprofessor in dat vakgebied. Na een overdosis gefilosofeer over de ronding van een zuil bleek het ons aangenamer om even op te splitsen. In de namiddag stond de busrit naar onze volgende bestemming op het programma, Hangzhou.






La Redoute

Hangzhou is bij reizigers die China aandoen, vooral bekend omwille van zijn prachtige meer. 300 jaar geleden al liet één van de keizers uit de Qin-dynastie het moeras dat rond de stad lag, uitbaggeren. In de jaren nadien werd het meer uitgebouwd tot de toeristische trekpleister die het vandaag is. Maar hetgeen dat ons van Hangzhou het meest zal bijblijven zijn ongetwijfeld de enorm handige en gebruiksvriendelijke fietsjes die je op tal van punten in de stad kan ophalen. In tegenstelling tot Antwerpen, Brussel of Barcelona zijn de fietsen zelfs gratis, op voorwaarde dat je om het uur je fiets op een tussenpunt afzet en er een andere fiets oppikt. Gedurende de twee dagen dat we gebruik zouden maken van dit systeem hebben we steeds aan elk tussenpunt een voldoende voorraad fietsen gevonden.

De eerste dag maakten we het verplichte ommetje rond het meer, afwisselend te voet en per fiets. Dat hier elk jaar pakken toeristen komen toegestroomd is overigens geheel terecht: de omgeving behoort tot het mooiste van wat we in China te zien kregen. Lage heuvels wisselen rijstvelden af en de ondergaande zon met zicht op het meer is onnavolgbaar. Meteen werd het ons duidelijk waarom het woord idyllisch zo vaak met landschap wordt gecombineerd. De tweede dag was zowaar nog mooier. We maakten een fietstocht langs de zuidkant van het meer en de lonely planet had onze zinnen (of toch die van mij) al geprikkeld door woorden als “slingerende weg omhoog” en “tandje bijsteken” te gebruiken. De weg bleek inderdaad niet van de poes. Met het vast verzet van de stadsfietsjes leek de anderhalve kilometer klimmen alsof we la redoute opreden in la doyenne. Al kan het ook wel dat de conditie zich na drie fietsloze maanden stilaan richting nulpunt beweegt. Enfin, we genoten allebei heel erg van onze inspanningen en van de pracht die de omgeving ons voorschotelde. Stilaan zijn we zelfs aan het denken om in Vietnam en Cambodja fietsen op de kop te tikken en die landen op die manier te doorkruisen. De komende weken zal het idee nog wat moeten rijpen en zal er een haalbaarheidsstudie worden uitgevoerd.












Sandalentijd

Na Hangzhou was het tijd om definitief richting het zuiden te trekken. Hoewel er een trein rijdt die het traject naar Xiamen in 7 uur kon afleggen, verkocht de loketbediende in Tunxi ons een kaartje voor de stoptrein die er 24 uur over zou doen. Johan Cruyffs woorden opnieuw indachtig spaarden we in ieder geval de kostprijs van een overnachting uit. We zagen het landschap op die 24 uur ook helemaal veranderen. Een hele andere soort vegetatie, met veel grotere en groenere bladeren, dook op en de aarde kleurde rood. Zuid-Oost Azië kwam nu wel heel dichtbij. Dat was ook te merken aan de temperatuur: overdag tussen de 21 en 25 graden en ’s nachts zakte die nauwelijks naar 17 graden. De vochtigheid die in de lucht hing maakte het plaatje compleet. Voor het eerst sinds enkele zonnige dagen in Moskou konden we onze sandalen nog eens bovenhalen.

Xiamen is ook zo’n Chinese stad waar het koloniale verleden duidelijk merkbaar is. De stad ligt eigenlijk helemaal op een eiland, maar is bereikbaar via het vasteland door middel van enkele strategisch gebouwde bruggen. De laatste jaren is Xiamen, zoals vele steden in China, in volle ontwikkeling. Een nieuw stationsgebouw werd onlangs ingehuldigd en de universiteitscampus is één van de meest indrukwekkende campussen in China. Een wandeling tussen de studenten doet je eerder denken aan een van de campussen die wij kennen vanuit de Amerikaanse televisiefeuilletons. Een groot opgeschoten campusgebouw ligt centraal temidden van een ommuurd domein met vier heuse ingangspoorten in de vorm van triomfbogen. Binnen het domein liggen er tal van sportfaciliteiten en een park met een gigantische vijver. Wie op erasmusuitwisseling wil naar China moet zeker Xiamen overwegen.







Remy

Een van de redenen (en misschien wel de belangrijkste) dat wij naar Xiamen kwamen heette Gulong Yu, een klein eilandje vlak voor de kust van de stad. De enige manier om er te raken is via een ferry. Het hele eiland is om deze reden dan ook volledig autovrij, wat een aangename verpozing is, temidden het normaal zo drukke Chinese verkeer. Op het eiland bevinden zich een aantal bed en breakfasts en we kozen er eentje van uit (waar we wel wat meer dan anders voor betaalden) die over een stel fantastische matrassen beschikte. Normaalgezien zijn de Chinezen bedden niet meer dan een houten plank met een dun matrasje over, maar de Duitse waard van de zaak met de welluidende naam Remy, had een aantal Amerikaanse exemplaren weten in te voeren. Dank u Remy. Bon, genoeg over de matras.

Het eiland zelf was echt weer een pareltje. Hoewel het miezerde was het heerlijk struinen langs de stranden, door de parken en door de straten die de sporen dragen van de koloniale tijd. Immense villa’s uit het begin van de vorige eeuw staan hier te pronken tussen de palmbomen in de smalle steegjes. Uiteraard zoude we niet in China zijn moest er geen deeltje van het eiland volgestouwd zijn met winkeltjes vol prullaria, “disneyland” aldus Remy.










Ondertussen zijn we van Xiamen met de nachtbus tot in Hongkong geraakt, waar we net op tijd aankwamen voor ons Chinees visum verliep. Hoewel Hongkong officieel bij China behoort, heeft het na haar teruggave door de Britten in 1997 een grote autonomie behouden. Dat is het zogenaamde ‘één land, twee systemen’-principe, waarbij Hongkong 50 jaar lang niet onder de wetten van het communistische China zal vallen. Dat is meteen ook de reden waarom het tot vandaag duurde vooraleer we een nieuwe blogpost online konden zetten. De nachtbus was een aangename verrassing. Voordien hadden we er niet het allerbeste vertrouwen in dat we op een bus aan voldoende slaap zouden toekomen, maar dat ging opperbest.



Slotbemerkingen

Als afsluiter nog enkele beschouwingen over China:

  •        Overal hebben we gemerkt hoe pover het niveau van het Engels hier is. Van Jesse kregen we te horen dat iedereen hier vanaf het tweede leerjaar Engels krijgt. Het is dan ook met plaatsvervangende schaamte dat we de hello’s beantwoorden die de inwoners hier vaak met onverdiende fierheid op ons afvuren, gevolgd door een lachsalvo door de rest van de groep. Verder dan dat ene woord blijkt 90% van de Chinezen hier niet te komen.
  •         Ondertussen prijken ik en Elisabeth hier al in menig Chinees vakantiealbum. Voor Chinezen beantwoorden westerlingen helemaal aan het schoonheidsideaal. Elisabeths ego is hier na al de “you are so beautiful”-s al naar ongekende hoogten gestegen.
  •      Het openbaar vervoer in China is spotgoedkoop. Voor 12 cent raak je met de bus van de ene kant van de stad naar de andere. Voor een rit van 7 uur betaal je 15 euro. Een ritje met de metro kost 25cent. Het openbaar vervoer zit hier dan ook steeds goed vol en de bussen rijden op zeer regelmatige tijdstippen.
  •       Op de gele berg leerden we de mooie kanten kennen van de vrije markt. Omdat het goedkoper is om mensen zakken van meer dan 60 kilo te voet de trappen op te laten slepen dan ze met de kabelbaan naar boven te vervoeren, vind je hier overal mannen die zich letterlijk kapot werken voor een habbekrats. Hoewel het in België lang niet allemaal gesmeerd loopt, denk ik dat veel mensen toch eens zouden moeten komen kijken wat een “flexibele arbeidswetgeving” en een afschaffing van het minimumloon (zoals in Duitsland) voor een bevolking betekent. Uiteraard trekt zoiets werkgevers aan en er is hier dan ook weinig werkloosheid. Meer zelfs, veel mensen hebben hier zelfs twee of drie baantjes. Wat een luxe. Net als in Duitsland bestaat er hier dan ook een grote groep van werkende armen. Toch iets om over na te denken.

De volgende dagen moeten we in Hongkong onze vliegtuigtickets naar Myanmar regelen, onze visa voor Vietnam en een reisgids voor datzelfde land op de kop tikken. Werk aan de winkel dus.

Tot de volgende keer!

Elisabeth en Wannes