woensdag 16 januari 2013

Blogpost 11 en 12: Hanoi - Cam Giang - Hai Phong - Cat Ba - Hue - LangCo - Hoi An - Nha Trang - Da Lat - Madagui - Saigon - Mekongdelta - Phnom Penh - Sihanoukville


Dag iedereen!

Dik twee weken ver in het nieuwe jaar en hier volgt alweer de eerste post!

Kerst is voor ons nogal druk verlopen en dat heeft alles te maken met de opdracht die we kregen van de familie Gérardy. Cadeautjes worden immers niet gekocht, maar dienen te worden gemaakt. Elk jaar is er een thema dat op een nogal ontransparante manier wordt gekozen en dit jaar was dat ‘iets met woorden’. Na wat gebrainstorm besloot Elisabeth om voor schoonzus Katleen (bepaald door lottrekking!) een eigen versie van het maandblad ‘Psychologies’ te maken, gebaseerd op het thema ‘geluk’. Hoewel Elisabeth’s grootse plannen in het verleden al eens onafgewerkt bleven, slaagde ze deze maal met vlag en wimpel in haar opzet. Ik koos voor een fotoreeks waarbij ik telkens, even onachtzaam als briljant uitgevoerd, een letter vormde met mijn handen, wat de originele boodschap ‘vrolijk kerstmis, Andre’ opleverde. Een cadeautje voor de broer. De dag voor kerstmis brachten we bijgevolg door met de afwerking van onze geschenken en ’s avonds volgde dan het moment suprême waarop we skypegewijs tot overhandiging konden overgaan. Een leuke avond!

De volgende dag waren we evenwel nog niet van af van ons karwei: ook de familie Verheyen verwachtte nog een pakje. Zelfs op reis kom je niet onderuit aan het kerstshoppen. Ditmaal mochten we ons cadeau gewoon aankopen en hoewel dat makkelijker lijkt is het niet zo makkelijk te bedenken met welke Vietnamese prullaria we het thuisfront konden plezieren. In Hoi An hadden we al een aantal typische lampionnen gevonden en op kerstdag spendeerden we de hele dag aan het uitzoeken van een nachtkleed, een zijden sjaaltje en een aantal schilderijtjes. Vervolgens maakten we er een filmpje van dat zo zou kunnen meedingen naar enkele oscars, doch al dat commerciële gedoe is niet aan ons besteed. Daarbovenop moesten we nog zien dat we heel dat pakket in België konden krijgen. Alles moest dus naar het postkantoor worden gebracht waar de nodige formulieren moesten worden ingevuld, alles werd gewogen en nogal ruwweg ingepakt in de eerste de beste kartonnen doos. Hoe alles er zal uitzien binnen drie à vier maanden (op een maandje steekt het hier klaarblijkelijk niet zo) wordt bang afwachten.
Oja, tijdens de inkopen had zich bijna het eerste drama van de reis afgespeeld: ik liet de sleutel van onze gehuurde scooter liggen toen ik geld ging afhalen. Toen ik terug ging kijken was de sleutel verdwenen. Na wat gepanikeer bleek de agent die vlakbij stond onze sleutel te hebben gevonden en overhandigde ons hem met de glimlach. Oef.

Omdat het kerstdag was bood ons hotel ons een gratis maal aan: spring rolls, a.k.a. Vietnamese loempia’s. In tegenstelling tot waar we in BelgIë aan denken, betrof het hier de verse en niet gefrituurde variant. Groentjes en een stukje vlees moet je dan eigenhandig in een blaadje rijstpapier rollen en naar binnen werken. Tijdens het eten leerden we een Nederlands koppel kennen die ongeveer onze leeftijd hebben en hier vier weken  op vakantie kwamen. We bleven wat met hen plakken en gingen samen nog iets drinken alvorens we eigenlijk veel te laat gingen slapen. De volgende ochtend moesten we vroeg op omdat we onze fietstocht zouden verderzetten.

Het parcours voor de twee volgende dagen leek ons optimistisch, maar doenbaar. We zouden van Nha Trang, aan de kust, naar Da lat, in het binnenland rijden. Om daar te raken moesten we de Hon Giao-pas over, een beklimming van niet minder dan 30 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage van 5,2 %. De weg, die in 2008 werd voltooid, meet in totaal ongeveer 140km. Omdat er enkel op het begin en op het einde van ons traject dorpjes te bespeuren waren, zouden we de trip ongelijk moeten verdelen: 40km de eerste dag, 100 km de tweede dag, beklimming van de Hon Giao incluis. Tweede probleem was dat er in het dorpje waar we wouden overnachten, Khanh Vinh, geen accomodatie te vinden zou zijn. Dat laatste werd alvast verholpen toen we bij het uitrijden van Nha Trang nog wat stonden te dralen en we aangesproken werden door een man. Waar we naartoe gingen en dat zijn broer in Khanh Vinh woont en dat we vast bij hem zouden kunnen overnachten. Een telefoontje later hadden we onze overnachting beet. De 40km werden sneller afgelegd dan verwacht  en na wat zoekwerk kwamen we bij de broer van de man uit Nha Trang terecht, die blijkbaar met een hele familie van een man of 8 in een schrijnwerkerij werkte en woonde. Wij konden onze tent opzetten naast hun huis en brachten ’s avonds nog wat tijd door met de hele familie. De jongste telg wordt dan meestal gesommeerd, omdat die vaak wel wat Engels spreekt en die probeert dan zo goed en zo kwaad mogelijk te vertalen. Vaak is diens woordenschat echter ook maar vrij beperkt, waardoor hij zijn aandringende ouders vaak teleur moet stellen.






De volgende ochtend besloten we bij het krieken van de dag op te staan. Om halfzes rinkelde de wekker en nadat onze tent en onze zakken waren ingepakt en we een zwerm mieren uit onze bagage hadden weten te verjagen, begonnen we eraan. De eerste 10 kilometer waren glooiend te noemen, maar vanaf dan begon het: klimmen, klimmen, klimmen! Aanvankelijk deed Elisabeth er ongeveer nog telkens een minuutje of drie langer over per kilometer, maar al gauw begon de hitte (ongeveer 30°) zijn tol te eisen. Na 25 kilometer stond haar het huilen naderbij dan het lachen en moest ze compleet uitgeput de strijd staken. Inmiddels was ons gemiddelde dramatisch gedaald en was de voormiddag zo goed als om. Aan het tempo waarop we aan het rijden waren, zouden we pas ’s avonds boven aankomen. We besloten om een bus aan te houden die op weg ging naar Da Lat en te vragen of ze Elisabeth – met fiets - wilden meenemen. Gelukkig bleek dit geen probleem en de eerste bus ging meteen op ons voorstel in.

Ik besloot een tandje bij te steken om de verloren tijd in te halen, wilde ik nog enigszins op een aanvaardbaar uur aankomen. De Hon-Giao pas piekt op 2067 meter en Da Lat ligt op ongeveer 1500 meter, ik rekende er dus op dat er na de top nog heel wat dalende meters in het verschiet lagen. Niets was echter minder waar. De ganse beklimming bleek geen 30, maar 40 kilometer te bedragen en van de kilometers die volgden bleek er geen enkele vlak: de helft daarvan liep nog goed omhoog. Op 5 km van de top van de pas kreeg ik het bovendien al wat lastig. De warmte en het gewicht dat ik meezeulde hadden mijn benen al langzaam doen verzuren, maar ik besloot door te zetten. Een stukje afdaling na de top gaf me een tweede adem, ik kwam een dorpje tegen en kon er wat water kopen en was terug op weg. De tijd vorderde iets sneller dan ik hoopte en al gauw werd het duidelijk dat ik voor zonsondergang nooit op mijn bestemming kon geraken. Mijn benen verzuurden steeds meer en zelfs gewoon in het zatel zittend moest ik de aankomende krampen trachten te onderdrukken. Ik moest nog 35 kilometer doen en wist dat het moeilijk ging worden. De avond viel en het werd donker. Ik was inmiddels helemaal stuk. Op elk heuveltje dat langer dan anderhalve kilometer was, moest ik voet aan grond zetten en bovendien werd ik om de tien seconden verblind door een tegenliggende auto of vrachtwagen, waardoor ik de baan –die vaak vol putten zat-  niet deftig meer kon zien. Op dat punt was de veer gebroken. Elisabeth was me inmiddels 10 kilometer tegemoet gereden, maar ik wist niet hoe ver ik nog van haar verwijderd was. Ze besloot een taxi te bellen om me op te halen. Na 5 kilometer kwamen ze me tegen aan de kant van de weg. Ik had uiteindelijk ongeveer 91 kilometer afgelegd, waarvan er ongeveer 60 bergop gingen. Ik was meer dan blij om die avond nog wat te eten en vroeg in bed te kruipen. We besloten prompt om een extra rustdagje in te lassen om wat te bekomen.





De volgende dag heb ik doorgebracht met serieuze hoofdpijn, een nawee van de inspanningen. Toch hebben we ons kunnen vermaken in Da Lat, een bergdorp waar de Franse beau monde zich graag terugtrok in de koloniale tijd. Onder het motto ‘even geen fiets meer’ huurden we een scooter en cruiseden we door de stad. We deden ons nog eens te goed aan wat westers eten. Dat laatste appreciëren we hier in Vietnam elke dag meer. In het begin leek de Vietnamese keuken ons rijk en gevarieerd, met veel smaken die we thuis niet kennen. Nu, na een maand in Vietnam te hebben doorgebracht, moeten we die visie bijstellen. Overal waar we met de fiets zijn langs gekomen, troffen we om de x-aantal meter een soort garagebox aan die uitgebaat wordt als restaurant. Vaak is er maar één gerecht te verkrijgen, meestal een noodlesoep of een bord gekookte rijst met een stukje vlees. Als je geluk hebt is dat vlees niet helemaal verhakkeld en bestaat het voor niet meer dan 75% uit beenderen. De kruiden (koriander, munt en citroengras) en groenten (groene bladgroenten) die je erbij krijgt zijn altijd dezelfden. Er is ook niet echt een verschil te bemerken tussen ontbijt, lunch of avondeten, zodat je eigenlijk het gevoel hebt dat je dag in dag uit een hele dag steeds een beetje hetzelfde aan het eten bent. Als we ergens de kans zien om westers eten op de kop te tikken doen we dat dus!

Als topattractie in Da Lat staat, zowel volgens onze reisgids als op de reiswebsite tripadvisor (waaraan hier heel vaak wordt gerefereerd), een traject per trein geboekstaafd. Het betreft een route van slechts 7 km, maar zeer de moeite. De trein is een oude stoomlocomotief uit 1931, die hier vroeger dienst deed over een veel groter traject. Toen de hommeles tussen de Vietminh en de kolonisator op haar hoogtepunt begon te komen werd de trein uit roulatie genomen, aangezien het een veelgekozen doelwit was geworden van aanslagen en de veiligheid van de passagiers niet meer kon worden gewaarborgd. Nu rijdt de trein enkel nog als er genoeg gegadigden zijn. En dat was gelukkig het geval. Met z’n twintigen stapten we de trein op en gaven onze ogen de kost. De eindhalte is een dorpje waar zich meteen een ander topattractie bevindt: de Linh Phuoc Pagoda, een bouwwerk dat volgens onze gids in de plaatselijke bouwstijl zou zijn opgetrokken, maar dat verdacht veel wegheeft van Gaudi’s Parc Guell. In ieder geval heel mooi gedaan. Veel tijd om het te bewonderen was er echter niet, aangezien je verplicht bent om de trein te nemen die een halfuur later terugkeert.








Die avond gingen we na een, alweer overheerlijk, westers maal vroeg slapen omdat het eindejaarsfeest bij mijn ouders om 19 u Belgische tijd begon en dat mochten we niet missen. Onze wekker liep dus af om 00u55 en we schoven virtueel aan aan de feestdis! Bij ons is het de gewoonte dat de volgorde van pakjes krijgen, wordt bepaald aan de hand van verjaardagskaarsjes. Een grote snijplank bevat de namen van de aanwezigen, vergezeld van een kaarsje. Het concept is simpel: wiens kaarsje eerst uit is, krijgt als eerste zijn pakje. Na dit ritueel en de ontmanteling van alle pakjes (de dvd-reeks van quiz me quick voor mezelf en  een boek over de wereldgeschiedenis voor mijn eega) was het tijd om nog enkele uurtjes onder de wol te kruipen.

De gedachte van twee dagen eerder voor ogen besloten we het voortaan wat rustiger aan te doen op de fiets. We deelden het traject naar Ho Chi Minh op, waarbij we ervoor zorgden dat we niet téveel hooi op onze vork namen. De eerst dag deden we – voornamelijk dalend – 70 kilometer. We stopten in een klein stadje waar we geen probleem hadden een hotelletje en een goed avondmaal te vinden. De tweede dag na Da Lat was het oudejaarsavond en hielden we na 44 kilometer de benen stil in het enige dorp van betekenis dat we die dag zouden tegenkomen en waarvan we dachten dat we er oudejaar wel op een of andere manier konden vieren. Dat bleek alweer mispoes. Voor de Vietnamezen telt enkel Tet, het Vietnamese nieuwjaar met de welluidende naam. Op oudejaarsavond bleek het enige restaurant waar we terecht konden dat van ons hotel te zijn, waar we bovendien de enige gasten waren. Op een glas wijn, laat staan champagne hoefden we niet te rekenen. Het restaurant sloot om 22u zijn deuren, waarna we ons terugtrokken op de kamer en een film zagen tot de klok twaalf uur sloeg. Hoera! Op naar het volgende jaar...

De stad waar we nieuwjaar vierden, Baoloc

Nieuwjaarsaperitief met zelfontspanner

Op nieuwjaarsdag waren we om 10 uur alweer aan het fietsen. Die dag hadden we slechts een marathon gefietst toen we voorbij een bungalowpark kwamen mét drie zwembaden aan. De hitte verplichtte ons bijna om in te checken en ons te trakteren op een nieuwjaarsduik J Het was duidelijk nog laagseizoen in het park, want op één koppel na kwamen we gedurende de twee dagen dat we er verbleven niemand tegen. De zwembaden, de restaurants en de bar werden nochtans gewoon opengehouden, zodat we ons even koningin Fabiola voelden: 20 man personeel voor ons alleen!








Na dit intermezzo was het volgens onze planning tijd om naar Ho Chi Minh-City af te zakken. HCM-city is de hedendaagse naam van het vroeger Saigon, genoemd naar de leider van de Vietminh en later de eerste president van het onafhankelijke Vietnam. ‘Uncle Ho’ wordt hier als een ware held beschouwd en zijn afbeelding prijkt op elk bankbiljet. In Saigon raken van aan ons bungalowpark was al fietsend wat ver (150km), dus hadden we opnieuw een bus nodig. Dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan. Aan de receptie deelde men ons mee dat alle bussen vol zaten, dus begonnen we tegen beter weten in toch aan onze fietstocht. Dat betekent ook meteen een hele procedure van fietszakken inladen en op de fietsen binden, wat vaak al gauw een uurtje in beslag neemt. Toen we klaar waren was het al middag. Een beetje doelloos begonnen we aan onze reis, tot we dan maar besloten om elke bus tegen te houden en om een lift te vragen. De derde bus bleek al de goede en plots zaten we weer op schema. Van het busstation naar de backpackersbuurt van Saigon fietsen bleek ook al geen evidentie (door het megadrukke verkeer en een defect kompas) en uiteindelijk kwamen we pas om half twaalf aan in een hotel waar we konden overnachten. Snel nog een broodje als avondmaal en dan doodmoe ons bed in, na uiteindelijk toch nog 30 km te hebben gefietst.

Saigon was voor ons een verademing. Eindelijk waren we even weg uit het stoffige Vietnam dat we tot hiertoe hadden gekend. De wegen die we tot dan toe hadden afgelegd, hadden overal hetzelfde uitzicht. Ze waren allemaal langs weerszijden volgeplant met huizen en stalletjes, vaak met golfplaten daken, schreeuwerige uithangborden en luifels. Het verkeer dat hier langs kwam deed al het rode zand van de grond opwaaien en maakte alles vuil. Dat was zo in Hanoi en in haast elke stad die we op onze weg hebben gevonden. Tot we in Saigon arriveerden. Plots troffen we nette, brede lanen aan met keurige huizen en hier en daar een strategisch ingebouwd park. We wandelden wat door het centrum en bekeken de koloniale gebouwen, waaronder de uit baksteen opgetrokken Notre Dame-kathedraal. Een gek zicht in dit land waar alles met beton wordt gemaakt.






We maakten ook van de gelegenheid gebruik om het aangeprezen ‘war remnants’-museum te bezoeken dat handelt over de Amerikaanse oorlog. Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars en dat was hier niet anders. De strijd tussen noord en zuid wordt hier afgeschilderd als de strijd tussen Vietnam en de bezetter en de overwinning van het Noorden op het Zuiden, een jaar nadat de Amerikanen effectief uit het land waren verdwenen, wordt gezien als de bevrijding van het Zuiden. Desalniettemin is dit een heel erg mooi museum. Op de benedenverdieping wordt er gefocust op hoe de oorlog in het buitenland werd bekeken en wordt er ook vaak verwezen naar de tegenkanting die er was bij een heel deel van de Amerikaanse bevolking. Op de hogere verdiepingen wordt er voornamelijk ingegaan op de gruweldaden die de Amerikanen hebben aangericht, gestaafd met talloze foto’s van voornamelijk Amerikaanse persfotografen en getuigenissen van overlevenden. Speciale aandacht wordt er bovendien geschonken aan het gebruik van agent orange en andere chemische wapens en het verloop van de verschillende rechtzaken die daaromtrent lopen. Buiten tref je exemplaren aan van de verschillende tanks, vliegtuigen, helikopters en artillerie die door de Amerikanen werden ingezet in het conflict.





Onze timing liet maar plaats voor één dagje Saigon, want ons visum verliep drie dagen later en we wilden graag nog twee dagen rondfietsen in de Mekongdelta. We verlieten Saigon de volgende dag met de bus naar een dorpje dat zich op twee fietsdagen afstand van de Vietnamese grens bevindt, Vinh Long. Na wat geregel om de fietsen mee te krijgen (enkel afzonderlijk verzenden en de volgende dag oppikken bleek mogelijk) raakten we bij onze aankomst meteen aan de praat met een Cambodjaan die twee andere westerlingen stond op te wachten om ze mee te nemen naar het guesthouse van zijn familie. We besloten niet naar een hotel op zoek te gaan maar op de ons aangeboden mogelijkheid in te gaan. Daarvoor moesten we eerst de ferry nemen die ons naar een eiland in de Mekong bracht, waar het gastenverblijf zich bevond. Daar stonden twee leden van de familie ons al met brommertjes op te wachten om ons tot bij onze slaapplek af te leveren. Die slaapplek bleek heel basic, maar erg gezellig. Eigenlijk sliepen we in een grote open hut, met houten muren die een kamertje afbakenden waarin een bed, een muggennet en een ventilator stonden. In de prijs zat ook een avondmaal inbegrepen en dat bleek een plaatselijke specialiteit: gegrilde elephant fish. Heel lekker. Wij waren niet de enige gasten die avond, naast ons was er nog een Australisch koppel, een Nederlandse man en twee oudere Franse dames. Reisverhalen werden uitgewisseld en vooral de Franse dames bleken zeer ervaren op dit gebied. 40 jaar geleden hadden zij deze delen van de wereld al afgereisd en alles was volgens hen toen veel rustiger en mooier.





’s Ochtends begonnen we aan onze tweedaagse richting Cambodjaanse grens, waarbij we eerst een nacht in Long Xuyen verbleven en daarna in Chau Doc, vanwaar we al fietsend de grens over wilden. De wegen tijdens deze twee dagen waren nagenoeg volledig vlak, zodat we de 130 kilometer moeiteloos aflegden. De omgeving was heel mooi. De Mekongdelta beslaat een gebied dat ongeveer een derde groter is dan België en waar de Mekong zich heeft opgesplitst in een heleboel vertakkingen, die op hun beurt vaak nog eens verbonden zijn met kanaaltjes. Veel mensen bezitten hier dan ook een bootje en tijdens het fietsen zie je ze dan langs je of onderdoor je varen. Eén van de leukste ontmoetingen die we totnogtoe met de plaatselijke bevolking hadden, was met een 75-jarige man, die vroeger nog leraar was geweest in een plaatselijk dorp. In zijn lagere schooltijd had hij Franse les gekregen en die bleek de tand des tijds goed te hebben doorstaan. Het was leuk om te zien hoeveel plezier hij erin had om met ons in de taal van Voltaire te praten en dat genoegen was wederzijds. Hij had heel zijn leven in hetzelfde dorp geleefd en had hier de Fransen, de Amerikanen, de Japanners én de Chinezen zien komen en gaan. En nu dus ook twee Belgen.





Ons laatste Vietnamese stadje dat we aandeden werd Chau Doc, dat sinds enkele jaren (na de opening van een grenspost met Cambodja) vlot door toeristen wordt gevonden. Toen we informeerden of we fietsend naar Cambodja konden, werd ons een alternatief voorgesteld: per boot op de Mekong. Voor Cambodja bestaat de mogelijkheid om aan de grens een visum aan te schaffen. Het voordeel daarvan is dat je op voorhand niet langs een ambassade moet, het nadeel is dat je volgens onze reisgids op wachtrijen van minstens 3 uur moest rekenen. Wij hadden op voorhand geen tijd meer gevonden om nog langs de ambassade te gaan, dus wisten we wat ons te wachten zou staan. Edoch, het grote voordeel van de boot bleek dat je al het papierwerk voor je visa tijdens het varen kon invullen en dat een begeleider (met connecties aan de grens, zodat het in een mum van tijd gepiept was) de visa-aanvraag voor zijn rekening nam. Nadat het visa was toegekend moest je enkel je gezicht nog even tonen aan de Cambodjaanse grens en klaar was kees. Voor de moeilijke weg kiezen als iets ook makkelijk kan, is niet aan ons besteed en na zes uurtjes varen bereikten we Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja.



Cambodja is een land dat op het eerste zicht enkele gelijkenissen met België vertoont. Ten eerste is haar bevolking niet al te groot, slechts 14,5 miljoen mensen. Daarnaast bezitten ze net als ons maar één stad waar meer dan een miljoen mensen resideren, die net als bij ons de hoofdstad is. Net Als België heeft Cambodja bovendien haar bestaansrecht vooral te danken aan haar rol als bufferstaat, in dit geval tussen Thailand en Vietnam. Hoewel Cambodja tussen de 9de en de 13de eeuw een machtig rijk wist op te bouwen (het Angkorrijk), zorgde snel verval ervoor dat het in de eeuwen nadien kwam vast te zitten tussen haar intussen veel sterkere buren. Dat het Cambodjaanse rijk vandaag de dag nog bestaat heeft twee belangrijke oorzaken. Ten eerste konden ze voor een groot stuk profiteren van de preoccupaties van hun buurlanden, want terwijl Thailand zware oorlogen uitvocht met Birma had Vietnam af te rekenen met interne twisten. Hierdoor kwamen ze er nooit toe om Cambodja in te lijven. Een tweede en wellicht belangrijkste reden, was de Franse bezetting. Het Cambodjaanse koninkrijk had in ruil voor militaire hulp in de jaren voordien al heel wat grondgebied afgestaan aan zowel Thailand als Vietnam en daar leek niet meteen een einde aan te komen. Tot de Fransen Cambodja bezetten en de koning een protectoraat met Frankrijk ondertekende. Een deel van de afgestane gebieden werden later zelfs door de Fransen terug veroverd en de Cambodjaanse grenzen werden niet langer betwist.

Toch heeft de westerse aanwezigheid, net als in Vietnam, ook een heel aantal kwalijke gevolgen gehad. Toen de legitiem gekozen president Sihanouk in 1970 in het buitenland zat, steunde de VS een coup tegen diens regime om zo hun eigen macht in de regio te vergroten en om op die manier de Vietminh (die Cambodja vaak als uitvalsbasis gebruikten) beter te kunnen bestrijden. Sihanouk had immers steeds op de neutraliteit en onafhankelijkheid van Cambodja gehamerd en weigerde elke vorm van financiële of militaire steun van de VS. De coup bleek echter, zoals zo vaak, op lange termijn een zware mislukking. Binnen het koninkrijk ontstond er hevig protest tegen de nieuwe regering en vele mensen werden overhaald om zich aan te sluiten bij een verzetsbeweging, die de jaren dat Sihanouk aan de macht was, eigenlijk een marginale stem vertegenwoordigde. De naam van de beweging klinkt wellicht bekend in de oren: de Rode Khmer. Toen ook Sihanouk zich bij de beweging aansloot, die hij voordien nog had bestreden, werden vele loyale volgelingen van de vormalige president overtuigd om hetzelfde te doen. De Rode Khmer sloot bondgenootschappen met de communisten van Noord-Vietnam en organiseerde er militaire opleidingskampen. Langzamerhand wonnen ze terrein en op 17 april 1975 slaagden ze erin om de macht helemaal te grijpen en het door de VS gesteunde regime omver te werpen.

Aanvankelijk werd de bende van Pol Pot als helden onthaald in Phnom Penh, tot hun ware bedoelingen duidelijk werden. Binnen de drie dagen slaagden ze erin om de gehele stadsbevolking als slaven naar de rijstvelden te sturen. Daar moesten ze zowat 15 uur per dag werken. Betaald werden ze niet, want geld werd onmiddellijk afgeschaft. Wel kregen ze gratis en voor niets een kommetje rijstwater dat dienst moest doen als ontbijt, lunch en avondmaal. Het hoeft niet gezegd dat velen stierven uit ontbering. Het doel van het regime was om een agrarische maatschappij op te bouwen met een dictatuur van het proletariaat. Alle familiebanden moesten worden doorgeknipt om een absolute trouw aan de partij te bekomen. Dat laatste trachtte men te bereiken door binnen het jaar een tweede verhuizingsgolf op poten te zetten in het land, waarbij zowat elk lid van eenzelfde familie naar een andere regio werd gestuurd om daar hun (slaven)arbeid te verrichten.

Dat de vroegere machthebbers niet werden gespaard hoeft geen betoog. Zij werden stuk voor stuk gefolterd en tot bekentenissen gedwongen, waarna zij naar één van de meer dan 300 uitroeiingskampen werden gestuurd. Maar Pol Pot was zeer paranoia en spaarde ook zijn medestanders niet. Duizenden van hen werden opgepakt op verdenking van spionage en deelden hetzelfde lot als zijn tegenstanders. Op 7 januari 1979  slaagden deze voormalige medestanders er in om met de hulp van de Vietnamezen het regime omver te werpen. Volgens algemeen aanvaarde bronnen zouden er gedurende het 3 jaar, 8 maanden en 20 dagen durende bewind van de Rode Khmer zowat 2 miljoen mensen het leven hebben gelaten. Dat is zowat 25 procent op een bevolking van 8 miljoen.

Ook in de jaren nadien zou de beweging, die zich terugtrok naar de grensgebieden met Thailand, nog heel wat slachtoffers eisen. Een belangrijk keerpunt kwam er toen de nummer drie van de beweging zich in 1996 samen met zijn medestanders ontwapende. Toen Pol Pot zich tenslotte in 1998 op het punt van ingevangenname bevond, stierf hij (volgens vele een erg verdachte) natuurlijke dood. In de jaren nadien werd er samen met de VN een tribunaal opgericht om enkele verantwoordelijken van de genocide te vervolgen. Momenteel staan er 4 topleden van de Rode Khmer terecht en vorig jaar viel de eerste veroordeling: kameraad Duch, het hoofd van de belangrijkste gevangenis, werd schuldig bevonden aan de moord op meer dan 12.000 mensen en werd veroordeeld tot levenslange opsluiting. De oprichting van het tribunaal had overigens heel wat aarde in de voeten, niet in het minst omdat heel wat leden van de huidige regering (zoals premier Hun Sen), een verleden hebben binnen de Rode Khmer.

Dit verleden bepaald voor zo’n groot gedeelte de psyche van het land, dat het geen verrassing mag heten dat de belangrijkste toeristische bezienswaardigheden hiermee in verband staan. Wij vertrokken ’s morgens vroeg met de fiets naar Choeng Ek, een dorpje 15km ten zuidwesten van de hoofdstad dat voornamelijk bekend staat voor de aanwezigheid van het belangrijkste ‘Killing field’ in Cambodia, één van de uitroeiingskampen van het Pol Pot-regime. In dit kamp vonden meer dan 20.000 mensen de dood. Tegenstanders van het regime werden hiernaartoe geleid en met spades (of ander landbouwwerktuig) de hersens ingeslagen en daarna in massagraven gedumpt. Kogels werden niet gebruikt, wegens te kostbaar. Ook vrouwen en baby’s werden niet ontzien. Een van de leuze’s van het regime was immers dat als je een boom wou vellen, je ook zijn wortels mee moet uittrekken. Het meest beklemmende bewijs daarvan is de ‘Killing Tree’, een dikke boom waar men bij de bevrijding van het kamp op haar schors heel wat hersenresten aantrof. Waar die vandaan kwamen werd even later duidelijk, toen aan de voet van de put een massagraf werd bovengehaald met babylijkjes. Alvorens die in de put werden gegooid, namen de bewakers hen bij de benen en werden ze met hun hoofden op de boomstam stukgeslagen. De hele rondleiding in het ‘centrum ter preventie van genocide’ werd ondersteund door een (Nederlands gesproken!) audiogids, die naast uitleg bij de werkwijze en filosofie van het regime ook getuigenissen van een bewaker en overlevenden bevatte. Zeer aangrijpend en heel erg de moeite om hier naartoe te komen.




In de namiddag bezochten we de gevangenis van kameraad Duch, Tuol Sleng, a.k.a. S-21. Het gebouw deed voor de intrede van de Rode Khmer dienst als schoolgebouw en werd meteen na 17 april omgebouwd tot een gevangenis (onderwijs werd eveneens afgeschaft wegens niet nuttig). Hier zouden de 20.000 slachtoffers van Choeng Ek eerst worden vastgehouden en met foltering tot bekentenissen worden gedwongen. (Vaak bekenden ze dat ze voor de CIA of FBI werkten en tegen het regime samenspanden). Daarna werden ze naar de Killing Fields gestuurd en afgemaakt. Net zoals de nazi’s hield de Rode Khmer heel gedetailleerd de gegevens bij van wie de gevangenissen binnenkwam, voorzien van een foto en gehandtekende bekentenis. De oude celblokken van de gevangenis (zeer amateuristisch gemetseld), deden wat denken aan de kelders van Dutroux. De foto’s van de slachtoffers staan er tentoongesteld en geven een menselijk gelaat aan de onvoorstelbaarheid van de cijfers.









Toch was ons bezoek in Phnom Penh niet enkel deprimerend. De stad zelf kon ons wel bekoren. Er staan mooie bouwwerken, leuke pleintjes en vooral: goede restaurants! De eerste avond bezochten we een Italiaan en aten we nog eens echte Italiaanse pizza en pasta. Even waanden we ons in de zevende hemel. Maar het werd nog beter: we vernamen dat er ook een Belg was die hier een restaurant had geopend en we deden er ons tegoed aan stoofvlees met frietjes en Gentse waterzooi. De dag nadien konden we niet aan de verleiding weerstaan en keerden we terug voor een koninginnenhapje en zwarte pensen met appelmoes. Denk daar nog een Maredsous en een Leffe bij en we hadden weer even heimwee naar het Bourgondische België!







Na Phnom Penh zouden we Sihanoukville aandoen, de bekendste badplaats van het land en volgens onze Lonely Planet ‘Thailand dertig jaar geleden, voor het overrompeld werd met toeristen’. Om daar te raken hadden we twee keuzes: 230km op highway 4 of 148 km via Kampot (een Frans-koloniale badplaats en bekend van de gelijknamige peper die elk zichzelf respecterend Frans restaurant in de jaren 30 op tafel had staan.) Wij zouden het tweede traject kiezen, dat ons twee daagjes fietsen tot kampot zou opleveren, waarna we de resterende 100km tot Sihanoukville per bus zouden afleggen.

Ik zou een heel betoog kunnen starten over vrouwen en kaartlezen, maar om de lieve vrede te bewaren en om volgend jaar niet met de Auwch-award te staan prijken, laat ik even in het midden hoe het gebeurde. In ieder geval: wij reden verkeerd en hadden dat pas door nadat we al heel wat kilometers op highway 4 hadden afgelegd. Het zouden dus geen 2 dagen fietsen worden, maar drie en er moest 82 kilometer extra worden afgelegd.

Omdat we de eerste dag wat laat waren vertrokken slaagden we er maar in om slechts 67 km af te leggen. Het vinden van een slaapplaats bleek in de kleine dorpjes die we kruisten, vrij problematisch. Na een aantal mislukte pogingen moesten we al serieus aandringen bij een Engelssprekende arts vooraleer die ons voorstelde om voor een nachtje in het nabijgelegen medisch centrum in te trekken. Dat medisch centrum bleek een soort geïmproviseerd geboortehuis met als personeelsbestand 2 verpleegsters en nagenoeg geen medisch materieel. We kregen twee bedden toegewezen en hingen ons muggennet op. ’s Nachts werden we nog eenmaal uit onze slaap gewekt toen er een zwangere vrouw arriveerde, die bij ons vertrek de volgende ochtend toch nog niet bevallen bleek.







Cambodjanen staan vroeg op en wij voelden ons enigszins verplicht dat voorbeeld te volgen. Omstreeks halfzeven waren wij al in de weer met onze zakken en om 8 uur waren we weer op pad. Dat gaf de aangename bijkomstigheid dat we veel tijd hadden om te fietsen en om wat extra kilometertjes te doen. Toen we ’s middags stopten om te eten stond de teller al op 60. De namiddag ging wat moeizamer en na uiteindelijk 97 kilometer stopten we bij een dorpje waar we alweer onze beste moves moesten bovenhalen om een gezin te overtuigen om onze tent te mogen opzetten in hun tuin.

De wegen die we dezer dagen tegenkomen zijn helemaal anders dan in Vietnam. Het wegdek is zeer goed en er staan weinig huizen langs. Vaak doet de aanblik van de weg en de omgeving me denken aan hoe ik me Australië voorstel (hoewel ik daar nog nooit was). Het lijkt wel of we in de outback zitten. Bevoorrading is geen probleem. Om de paar kilometer vind je wel een restaurant of een winkeltje met water en iets om te knabbelen.







Toen we de volgende dag weer in alle vroegte vertrokken, voelden onze benen toch wat vermoeid aan. Gelukkig moesten we die dag maar 70 kilometer afleggen. De laatste 18 kilometer bleken evenwel taaier dan gedacht, met lange stukken klimmen. Vermoeid, maar heel tevreden kwamen we op onze bestemming aan waar 5 dagen ‘serious chilling’ stonden gepland. Ongeveer de eerste strandvakantie die we ooit deden.






Momenteel zijn we aan onze derde dag bezig en de plek overtreft onze verwachtingen. We zitten op een stukje strand van 2 kilometer, dat vrij ver weg is van het massatoerisme. Op het strand staat het vol met barretjes, strandhutjes en stoelen waarin je heel der dagen lezend kunt doorbrengen, slurpend van een goedkope cocktail en ’s avonds genietend van een lekkere strandbarbecue. Morgen gaan we op een daguitstap naar nabijgelegen eilanden waar we, vergezeld van ervaren mensen, voor het eerst in ons leven gaan duiken en snorkelen. We kijken er naar uit. Ondertussen genieten we uiteraard van de Belgische sneeuwfoto’s op facebook!

Tot de volgende keer!