Dag iedereen!
Dik twee weken ver in het nieuwe jaar en hier volgt alweer de eerste
post!
Kerst is voor ons nogal druk verlopen en dat heeft alles te
maken met de opdracht die we kregen van de familie Gérardy. Cadeautjes worden
immers niet gekocht, maar dienen te worden gemaakt. Elk jaar is er een thema
dat op een nogal ontransparante manier wordt gekozen en dit jaar was dat ‘iets
met woorden’. Na wat gebrainstorm besloot Elisabeth om voor schoonzus Katleen
(bepaald door lottrekking!) een eigen versie van het maandblad ‘Psychologies’
te maken, gebaseerd op het thema ‘geluk’. Hoewel Elisabeth’s grootse plannen in
het verleden al eens onafgewerkt bleven, slaagde ze deze maal met vlag en
wimpel in haar opzet. Ik koos voor een fotoreeks waarbij ik telkens, even
onachtzaam als briljant uitgevoerd, een letter vormde met mijn handen, wat de
originele boodschap ‘vrolijk kerstmis, Andre’ opleverde. Een cadeautje voor de
broer. De dag voor kerstmis brachten we bijgevolg door met de afwerking van
onze geschenken en ’s avonds volgde dan het moment suprême waarop we
skypegewijs tot overhandiging konden overgaan. Een leuke avond!
De volgende dag waren we evenwel nog niet van af van ons
karwei: ook de familie Verheyen verwachtte nog een pakje. Zelfs op reis kom je
niet onderuit aan het kerstshoppen. Ditmaal mochten we ons cadeau gewoon
aankopen en hoewel dat makkelijker lijkt is het niet zo makkelijk te bedenken
met welke Vietnamese prullaria we het thuisfront konden plezieren. In Hoi An hadden
we al een aantal typische lampionnen gevonden en op kerstdag spendeerden we de
hele dag aan het uitzoeken van een nachtkleed, een zijden sjaaltje en een
aantal schilderijtjes. Vervolgens maakten we er een filmpje van dat zo zou
kunnen meedingen naar enkele oscars, doch al dat commerciële gedoe is niet aan
ons besteed. Daarbovenop moesten we nog zien dat we heel dat pakket in België
konden krijgen. Alles moest dus naar het postkantoor worden gebracht waar de
nodige formulieren moesten worden ingevuld, alles werd gewogen en nogal ruwweg
ingepakt in de eerste de beste kartonnen doos. Hoe alles er zal uitzien binnen
drie à vier maanden (op een maandje steekt het hier klaarblijkelijk niet zo)
wordt bang afwachten.
Oja, tijdens de inkopen had zich bijna het eerste drama van
de reis afgespeeld: ik liet de sleutel van onze gehuurde scooter liggen toen ik
geld ging afhalen. Toen ik terug ging kijken was de sleutel verdwenen. Na wat
gepanikeer bleek de agent die vlakbij stond onze sleutel te hebben gevonden en
overhandigde ons hem met de glimlach. Oef.
Omdat het kerstdag was bood ons hotel ons een gratis maal
aan: spring rolls, a.k.a. Vietnamese loempia’s. In tegenstelling tot waar we in
BelgIë aan denken, betrof het hier de verse en niet gefrituurde variant. Groentjes
en een stukje vlees moet je dan eigenhandig in een blaadje rijstpapier rollen
en naar binnen werken. Tijdens het eten leerden we een Nederlands koppel kennen
die ongeveer onze leeftijd hebben en hier vier weken op vakantie kwamen. We bleven wat met hen
plakken en gingen samen nog iets drinken alvorens we eigenlijk veel te laat
gingen slapen. De volgende ochtend moesten we vroeg op omdat we onze fietstocht
zouden verderzetten.
Het parcours voor de twee volgende dagen leek ons
optimistisch, maar doenbaar. We zouden van Nha Trang, aan de kust, naar Da lat,
in het binnenland rijden. Om daar te raken moesten we de Hon Giao-pas over, een
beklimming van niet minder dan 30 kilometer met een gemiddeld stijgingspercentage
van 5,2 %. De weg, die in 2008 werd voltooid, meet in totaal ongeveer 140km.
Omdat er enkel op het begin en op het einde van ons traject dorpjes te
bespeuren waren, zouden we de trip ongelijk moeten verdelen: 40km de eerste
dag, 100 km de tweede dag, beklimming van de Hon Giao incluis. Tweede probleem
was dat er in het dorpje waar we wouden overnachten, Khanh Vinh, geen
accomodatie te vinden zou zijn. Dat laatste werd alvast verholpen toen we bij
het uitrijden van Nha Trang nog wat stonden te dralen en we aangesproken werden
door een man. Waar we naartoe gingen en dat zijn broer in Khanh Vinh woont en
dat we vast bij hem zouden kunnen overnachten. Een telefoontje later hadden we
onze overnachting beet. De 40km werden sneller afgelegd dan verwacht en na wat zoekwerk kwamen we bij de broer van
de man uit Nha Trang terecht, die blijkbaar met een hele familie van een man of
8 in een schrijnwerkerij werkte en woonde. Wij konden onze tent opzetten naast hun
huis en brachten ’s avonds nog wat tijd door met de hele familie. De jongste
telg wordt dan meestal gesommeerd, omdat die vaak wel wat Engels spreekt en die
probeert dan zo goed en zo kwaad mogelijk te vertalen. Vaak is diens woordenschat
echter ook maar vrij beperkt, waardoor hij zijn aandringende ouders vaak teleur
moet stellen.
De volgende ochtend besloten we bij het krieken van de dag
op te staan. Om halfzes rinkelde de wekker en nadat onze tent en onze zakken
waren ingepakt en we een zwerm mieren uit onze bagage hadden weten te verjagen,
begonnen we eraan. De eerste 10 kilometer waren glooiend te noemen, maar vanaf
dan begon het: klimmen, klimmen, klimmen! Aanvankelijk deed Elisabeth er ongeveer
nog telkens een minuutje of drie langer over per kilometer, maar al gauw begon
de hitte (ongeveer 30°) zijn tol te eisen. Na 25 kilometer stond haar het
huilen naderbij dan het lachen en moest ze compleet uitgeput de strijd staken.
Inmiddels was ons gemiddelde dramatisch gedaald en was de voormiddag zo goed
als om. Aan het tempo waarop we aan het rijden waren, zouden we pas ’s avonds
boven aankomen. We besloten om een bus aan te houden die op weg ging naar Da
Lat en te vragen of ze Elisabeth – met fiets - wilden meenemen. Gelukkig bleek
dit geen probleem en de eerste bus ging meteen op ons voorstel in.
Ik besloot een tandje bij te steken om de verloren tijd in
te halen, wilde ik nog enigszins op een aanvaardbaar uur aankomen. De Hon-Giao
pas piekt op 2067 meter en Da Lat ligt op ongeveer 1500 meter, ik rekende er
dus op dat er na de top nog heel wat dalende meters in het verschiet lagen.
Niets was echter minder waar. De ganse beklimming bleek geen 30, maar 40
kilometer te bedragen en van de kilometers die volgden bleek er geen enkele
vlak: de helft daarvan liep nog goed omhoog. Op 5 km van de top van de pas
kreeg ik het bovendien al wat lastig. De warmte en het gewicht dat ik meezeulde
hadden mijn benen al langzaam doen verzuren, maar ik besloot door te zetten.
Een stukje afdaling na de top gaf me een tweede adem, ik kwam een dorpje tegen
en kon er wat water kopen en was terug op weg. De tijd vorderde iets sneller
dan ik hoopte en al gauw werd het duidelijk dat ik voor zonsondergang nooit op
mijn bestemming kon geraken. Mijn benen verzuurden steeds meer en zelfs gewoon
in het zatel zittend moest ik de aankomende krampen trachten te onderdrukken.
Ik moest nog 35 kilometer doen en wist dat het moeilijk ging worden. De avond
viel en het werd donker. Ik was inmiddels helemaal stuk. Op elk heuveltje dat
langer dan anderhalve kilometer was, moest ik voet aan grond zetten en
bovendien werd ik om de tien seconden verblind door een tegenliggende auto of
vrachtwagen, waardoor ik de baan –die vaak vol putten zat- niet deftig meer kon zien. Op dat punt was de
veer gebroken. Elisabeth was me inmiddels 10 kilometer tegemoet gereden, maar
ik wist niet hoe ver ik nog van haar verwijderd was. Ze besloot een taxi te
bellen om me op te halen. Na 5 kilometer kwamen ze me tegen aan de kant van de
weg. Ik had uiteindelijk ongeveer 91 kilometer afgelegd, waarvan er ongeveer 60
bergop gingen. Ik was meer dan blij om die avond nog wat te eten en vroeg in
bed te kruipen. We besloten prompt om een extra rustdagje in te lassen om wat
te bekomen.
De volgende dag heb ik doorgebracht met serieuze hoofdpijn,
een nawee van de inspanningen. Toch hebben we ons kunnen vermaken in Da Lat,
een bergdorp waar de Franse beau monde zich graag terugtrok in de koloniale
tijd. Onder het motto ‘even geen fiets meer’ huurden we een scooter en cruiseden
we door de stad. We deden ons nog eens te goed aan wat westers eten. Dat
laatste appreciëren we hier in Vietnam elke dag meer. In het begin leek de
Vietnamese keuken ons rijk en gevarieerd, met veel smaken die we thuis niet
kennen. Nu, na een maand in Vietnam te hebben doorgebracht, moeten we die visie
bijstellen. Overal waar we met de fiets zijn langs gekomen, troffen we om de
x-aantal meter een soort garagebox aan die uitgebaat wordt als restaurant. Vaak
is er maar één gerecht te verkrijgen, meestal een noodlesoep of een bord
gekookte rijst met een stukje vlees. Als je geluk hebt is dat vlees niet
helemaal verhakkeld en bestaat het voor niet meer dan 75% uit beenderen. De
kruiden (koriander, munt en citroengras) en groenten (groene bladgroenten) die
je erbij krijgt zijn altijd dezelfden. Er is ook niet echt een verschil te
bemerken tussen ontbijt, lunch of avondeten, zodat je eigenlijk het gevoel hebt
dat je dag in dag uit een hele dag steeds een beetje hetzelfde aan het eten
bent. Als we ergens de kans zien om westers eten op de kop te tikken doen we
dat dus!
Als topattractie in Da Lat staat, zowel volgens onze
reisgids als op de reiswebsite tripadvisor (waaraan hier heel vaak wordt
gerefereerd), een traject per trein geboekstaafd. Het betreft een route van
slechts 7 km, maar zeer de moeite. De trein is een oude stoomlocomotief uit 1931,
die hier vroeger dienst deed over een veel groter traject. Toen de hommeles
tussen de Vietminh en de kolonisator op haar hoogtepunt begon te komen werd de
trein uit roulatie genomen, aangezien het een veelgekozen doelwit was geworden
van aanslagen en de veiligheid van de passagiers niet meer kon worden
gewaarborgd. Nu rijdt de trein enkel nog als er genoeg gegadigden zijn. En dat
was gelukkig het geval. Met z’n twintigen stapten we de trein op en gaven onze
ogen de kost. De eindhalte is een dorpje waar zich meteen een ander
topattractie bevindt: de Linh Phuoc Pagoda, een bouwwerk dat volgens onze gids
in de plaatselijke bouwstijl zou zijn opgetrokken, maar dat verdacht veel
wegheeft van Gaudi’s Parc Guell. In ieder geval heel mooi gedaan. Veel tijd om
het te bewonderen was er echter niet, aangezien je verplicht bent om de trein
te nemen die een halfuur later terugkeert.
Die avond gingen we na een, alweer overheerlijk, westers
maal vroeg slapen omdat het eindejaarsfeest bij mijn ouders om 19 u Belgische
tijd begon en dat mochten we niet missen. Onze wekker liep dus af om 00u55 en
we schoven virtueel aan aan de feestdis! Bij ons is het de gewoonte dat de
volgorde van pakjes krijgen, wordt bepaald aan de hand van verjaardagskaarsjes.
Een grote snijplank bevat de namen van de aanwezigen, vergezeld van een kaarsje.
Het concept is simpel: wiens kaarsje eerst uit is, krijgt als eerste zijn
pakje. Na dit ritueel en de ontmanteling van alle pakjes (de dvd-reeks van quiz
me quick voor mezelf en een boek over de
wereldgeschiedenis voor mijn eega) was het tijd om nog enkele uurtjes onder de
wol te kruipen.
De gedachte van twee dagen eerder voor ogen besloten we het
voortaan wat rustiger aan te doen op de fiets. We deelden het traject naar Ho
Chi Minh op, waarbij we ervoor zorgden dat we niet téveel hooi op onze vork
namen. De eerst dag deden we – voornamelijk dalend – 70 kilometer. We stopten
in een klein stadje waar we geen probleem hadden een hotelletje en een goed
avondmaal te vinden. De tweede dag na Da Lat was het oudejaarsavond en hielden
we na 44 kilometer de benen stil in het enige dorp van betekenis dat we die dag
zouden tegenkomen en waarvan we dachten dat we er oudejaar wel op een of andere
manier konden vieren. Dat bleek alweer mispoes. Voor de Vietnamezen telt enkel
Tet, het Vietnamese nieuwjaar met de welluidende naam. Op oudejaarsavond bleek
het enige restaurant waar we terecht konden dat van ons hotel te zijn, waar we
bovendien de enige gasten waren. Op een glas wijn, laat staan champagne hoefden
we niet te rekenen. Het restaurant sloot om 22u zijn deuren, waarna we ons
terugtrokken op de kamer en een film zagen tot de klok twaalf uur sloeg. Hoera!
Op naar het volgende jaar...
De stad waar we nieuwjaar vierden, Baoloc |
Nieuwjaarsaperitief met zelfontspanner |
Op nieuwjaarsdag waren we om 10 uur alweer aan het fietsen.
Die dag hadden we slechts een marathon gefietst toen we voorbij een
bungalowpark kwamen mét drie zwembaden aan. De hitte verplichtte ons bijna om
in te checken en ons te trakteren op een nieuwjaarsduik J Het was duidelijk nog
laagseizoen in het park, want op één koppel na kwamen we gedurende de twee
dagen dat we er verbleven niemand tegen. De zwembaden, de restaurants en de bar
werden nochtans gewoon opengehouden, zodat we ons even koningin Fabiola voelden:
20 man personeel voor ons alleen!
Na dit intermezzo was het volgens onze planning tijd om naar
Ho Chi Minh-City af te zakken. HCM-city is de hedendaagse naam van het vroeger
Saigon, genoemd naar de leider van de Vietminh en later de eerste president van
het onafhankelijke Vietnam. ‘Uncle Ho’ wordt hier als een ware held beschouwd
en zijn afbeelding prijkt op elk bankbiljet. In Saigon raken van aan ons
bungalowpark was al fietsend wat ver (150km), dus hadden we opnieuw een bus
nodig. Dat bleek makkelijker gezegd dan gedaan. Aan de receptie deelde men ons
mee dat alle bussen vol zaten, dus begonnen we tegen beter weten in toch aan
onze fietstocht. Dat betekent ook meteen een hele procedure van fietszakken
inladen en op de fietsen binden, wat vaak al gauw een uurtje in beslag neemt.
Toen we klaar waren was het al middag. Een beetje doelloos begonnen we aan onze
reis, tot we dan maar besloten om elke bus tegen te houden en om een lift te
vragen. De derde bus bleek al de goede en plots zaten we weer op schema. Van
het busstation naar de backpackersbuurt van Saigon fietsen bleek ook al geen
evidentie (door het megadrukke verkeer en een defect kompas) en uiteindelijk
kwamen we pas om half twaalf aan in een hotel waar we konden overnachten. Snel
nog een broodje als avondmaal en dan doodmoe ons bed in, na uiteindelijk toch
nog 30 km te hebben gefietst.
Saigon was voor ons een verademing. Eindelijk waren we even
weg uit het stoffige Vietnam dat we tot hiertoe hadden gekend. De wegen die we
tot dan toe hadden afgelegd, hadden overal hetzelfde uitzicht. Ze waren
allemaal langs weerszijden volgeplant met huizen en stalletjes, vaak met
golfplaten daken, schreeuwerige uithangborden en luifels. Het verkeer dat hier
langs kwam deed al het rode zand van de grond opwaaien en maakte alles vuil. Dat
was zo in Hanoi en in haast elke stad die we op onze weg hebben gevonden. Tot
we in Saigon arriveerden. Plots troffen we nette, brede lanen aan met keurige
huizen en hier en daar een strategisch ingebouwd park. We wandelden wat door het
centrum en bekeken de koloniale gebouwen, waaronder de uit baksteen opgetrokken
Notre Dame-kathedraal. Een gek zicht in dit land waar alles met beton wordt gemaakt.
We maakten ook van de gelegenheid gebruik om het aangeprezen
‘war remnants’-museum te bezoeken dat handelt over de Amerikaanse oorlog.
Geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars en dat was hier niet anders.
De strijd tussen noord en zuid wordt hier afgeschilderd als de strijd tussen
Vietnam en de bezetter en de overwinning van het Noorden op het Zuiden, een
jaar nadat de Amerikanen effectief uit het land waren verdwenen, wordt gezien
als de bevrijding van het Zuiden. Desalniettemin is dit een heel erg mooi
museum. Op de benedenverdieping wordt er gefocust op hoe de oorlog in het buitenland
werd bekeken en wordt er ook vaak verwezen naar de tegenkanting die er was bij
een heel deel van de Amerikaanse bevolking. Op de hogere verdiepingen wordt er
voornamelijk ingegaan op de gruweldaden die de Amerikanen hebben aangericht,
gestaafd met talloze foto’s van voornamelijk Amerikaanse persfotografen en
getuigenissen van overlevenden. Speciale aandacht wordt er bovendien geschonken
aan het gebruik van agent orange en andere chemische wapens en het verloop van
de verschillende rechtzaken die daaromtrent lopen. Buiten tref je exemplaren
aan van de verschillende tanks, vliegtuigen, helikopters en artillerie die door
de Amerikanen werden ingezet in het conflict.
Onze timing liet maar plaats voor één dagje Saigon, want ons
visum verliep drie dagen later en we wilden graag nog twee dagen rondfietsen in
de Mekongdelta. We verlieten Saigon de volgende dag met de bus naar een dorpje
dat zich op twee fietsdagen afstand van de Vietnamese grens bevindt, Vinh Long.
Na wat geregel om de fietsen mee te krijgen (enkel afzonderlijk verzenden en de
volgende dag oppikken bleek mogelijk) raakten we bij onze aankomst meteen aan
de praat met een Cambodjaan die twee andere westerlingen stond op te wachten om
ze mee te nemen naar het guesthouse van zijn familie. We besloten niet naar een
hotel op zoek te gaan maar op de ons aangeboden mogelijkheid in te gaan.
Daarvoor moesten we eerst de ferry nemen die ons naar een eiland in de Mekong
bracht, waar het gastenverblijf zich bevond. Daar stonden twee leden van de
familie ons al met brommertjes op te wachten om ons tot bij onze slaapplek af
te leveren. Die slaapplek bleek heel basic, maar erg gezellig. Eigenlijk
sliepen we in een grote open hut, met houten muren die een kamertje afbakenden
waarin een bed, een muggennet en een ventilator stonden. In de prijs zat ook
een avondmaal inbegrepen en dat bleek een plaatselijke specialiteit: gegrilde
elephant fish. Heel lekker. Wij waren niet de enige gasten die avond, naast ons
was er nog een Australisch koppel, een Nederlandse man en twee oudere Franse
dames. Reisverhalen werden uitgewisseld en vooral de Franse dames bleken zeer
ervaren op dit gebied. 40 jaar geleden hadden zij deze delen van de wereld al
afgereisd en alles was volgens hen toen veel rustiger en mooier.
’s Ochtends begonnen we aan onze tweedaagse richting
Cambodjaanse grens, waarbij we eerst een nacht in Long Xuyen verbleven en
daarna in Chau Doc, vanwaar we al fietsend de grens over wilden. De wegen
tijdens deze twee dagen waren nagenoeg volledig vlak, zodat we de 130 kilometer
moeiteloos aflegden. De omgeving was heel mooi. De Mekongdelta beslaat een
gebied dat ongeveer een derde groter is dan België en waar de Mekong zich heeft
opgesplitst in een heleboel vertakkingen, die op hun beurt vaak nog eens verbonden
zijn met kanaaltjes. Veel mensen bezitten hier dan ook een bootje en tijdens
het fietsen zie je ze dan langs je of onderdoor je varen. Eén van de leukste
ontmoetingen die we totnogtoe met de plaatselijke bevolking hadden, was met een
75-jarige man, die vroeger nog leraar was geweest in een plaatselijk dorp. In
zijn lagere schooltijd had hij Franse les gekregen en die bleek de tand des
tijds goed te hebben doorstaan. Het was leuk om te zien hoeveel plezier hij
erin had om met ons in de taal van Voltaire te praten en dat genoegen was
wederzijds. Hij had heel zijn leven in hetzelfde dorp geleefd en had hier de
Fransen, de Amerikanen, de Japanners én de Chinezen zien komen en gaan. En nu
dus ook twee Belgen.
Ons laatste Vietnamese stadje dat we aandeden werd Chau Doc,
dat sinds enkele jaren (na de opening van een grenspost met Cambodja) vlot door
toeristen wordt gevonden. Toen we informeerden of we fietsend naar Cambodja
konden, werd ons een alternatief voorgesteld: per boot op de Mekong. Voor
Cambodja bestaat de mogelijkheid om aan de grens een visum aan te schaffen. Het
voordeel daarvan is dat je op voorhand niet langs een ambassade moet, het
nadeel is dat je volgens onze reisgids op wachtrijen van minstens 3 uur moest
rekenen. Wij hadden op voorhand geen tijd meer gevonden om nog langs de
ambassade te gaan, dus wisten we wat ons te wachten zou staan. Edoch, het grote
voordeel van de boot bleek dat je al het papierwerk voor je visa tijdens het
varen kon invullen en dat een begeleider (met connecties aan de grens, zodat
het in een mum van tijd gepiept was) de visa-aanvraag voor zijn rekening nam.
Nadat het visa was toegekend moest je enkel je gezicht nog even tonen aan de
Cambodjaanse grens en klaar was kees. Voor de moeilijke weg kiezen als iets ook
makkelijk kan, is niet aan ons besteed en na zes uurtjes varen bereikten we
Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja.
Cambodja is een land dat op het eerste zicht enkele
gelijkenissen met België vertoont. Ten eerste is haar bevolking niet al te
groot, slechts 14,5 miljoen mensen. Daarnaast bezitten ze net als ons maar één
stad waar meer dan een miljoen mensen resideren, die net als bij ons de
hoofdstad is. Net Als België heeft Cambodja bovendien haar bestaansrecht vooral
te danken aan haar rol als bufferstaat, in dit geval tussen Thailand en
Vietnam. Hoewel Cambodja tussen de 9de en de 13de eeuw
een machtig rijk wist op te bouwen (het Angkorrijk), zorgde snel verval ervoor
dat het in de eeuwen nadien kwam vast te zitten tussen haar intussen veel
sterkere buren. Dat het Cambodjaanse rijk vandaag de dag nog bestaat heeft twee
belangrijke oorzaken. Ten eerste konden ze voor een groot stuk profiteren van
de preoccupaties van hun buurlanden, want terwijl Thailand zware oorlogen
uitvocht met Birma had Vietnam af te rekenen met interne twisten. Hierdoor
kwamen ze er nooit toe om Cambodja in te lijven. Een tweede en wellicht
belangrijkste reden, was de Franse bezetting. Het Cambodjaanse koninkrijk had
in ruil voor militaire hulp in de jaren voordien al heel wat grondgebied afgestaan
aan zowel Thailand als Vietnam en daar leek niet meteen een einde aan te komen.
Tot de Fransen Cambodja bezetten en de koning een protectoraat met Frankrijk
ondertekende. Een deel van de afgestane gebieden werden later zelfs door de
Fransen terug veroverd en de Cambodjaanse grenzen werden niet langer betwist.
Toch heeft de westerse aanwezigheid, net als in Vietnam, ook
een heel aantal kwalijke gevolgen gehad. Toen de legitiem gekozen president
Sihanouk in 1970 in het buitenland zat, steunde de VS een coup tegen diens
regime om zo hun eigen macht in de regio te vergroten en om op die manier de
Vietminh (die Cambodja vaak als uitvalsbasis gebruikten) beter te kunnen
bestrijden. Sihanouk had immers steeds op de neutraliteit en onafhankelijkheid
van Cambodja gehamerd en weigerde elke vorm van financiële of militaire steun
van de VS. De coup bleek echter, zoals zo vaak, op lange termijn een zware
mislukking. Binnen het koninkrijk ontstond er hevig protest tegen de nieuwe
regering en vele mensen werden overhaald om zich aan te sluiten bij een
verzetsbeweging, die de jaren dat Sihanouk aan de macht was, eigenlijk een
marginale stem vertegenwoordigde. De naam van de beweging klinkt wellicht
bekend in de oren: de Rode Khmer. Toen ook Sihanouk zich bij de beweging
aansloot, die hij voordien nog had bestreden, werden vele loyale volgelingen
van de vormalige president overtuigd om hetzelfde te doen. De Rode Khmer sloot
bondgenootschappen met de communisten van Noord-Vietnam en organiseerde er
militaire opleidingskampen. Langzamerhand wonnen ze terrein en op 17 april 1975
slaagden ze erin om de macht helemaal te grijpen en het door de VS gesteunde
regime omver te werpen.
Aanvankelijk werd de bende van Pol Pot als helden onthaald
in Phnom Penh, tot hun ware bedoelingen duidelijk werden. Binnen de drie dagen
slaagden ze erin om de gehele stadsbevolking als slaven naar de rijstvelden te
sturen. Daar moesten ze zowat 15 uur per dag werken. Betaald werden ze niet,
want geld werd onmiddellijk afgeschaft. Wel kregen ze gratis en voor niets een
kommetje rijstwater dat dienst moest doen als ontbijt, lunch en avondmaal. Het
hoeft niet gezegd dat velen stierven uit ontbering. Het doel van het regime was
om een agrarische maatschappij op te bouwen met een dictatuur van het proletariaat.
Alle familiebanden moesten worden doorgeknipt om een absolute trouw aan de
partij te bekomen. Dat laatste trachtte men te bereiken door binnen het jaar
een tweede verhuizingsgolf op poten te zetten in het land, waarbij zowat elk
lid van eenzelfde familie naar een andere regio werd gestuurd om daar hun
(slaven)arbeid te verrichten.
Dat de vroegere machthebbers niet werden gespaard hoeft geen
betoog. Zij werden stuk voor stuk gefolterd en tot bekentenissen gedwongen,
waarna zij naar één van de meer dan 300 uitroeiingskampen werden gestuurd. Maar
Pol Pot was zeer paranoia en spaarde ook zijn medestanders niet. Duizenden van
hen werden opgepakt op verdenking van spionage en deelden hetzelfde lot als
zijn tegenstanders. Op 7 januari 1979
slaagden deze voormalige medestanders er in om met de hulp van de
Vietnamezen het regime omver te werpen. Volgens algemeen aanvaarde bronnen
zouden er gedurende het 3 jaar, 8 maanden en 20 dagen durende bewind van de Rode Khmer zowat 2 miljoen mensen het leven hebben gelaten. Dat is zowat 25
procent op een bevolking van 8 miljoen.
Ook in de jaren nadien zou de beweging, die zich terugtrok
naar de grensgebieden met Thailand, nog heel wat slachtoffers eisen. Een
belangrijk keerpunt kwam er toen de nummer drie van de beweging zich in 1996
samen met zijn medestanders ontwapende. Toen Pol Pot zich tenslotte in 1998 op
het punt van ingevangenname bevond, stierf hij (volgens vele een erg verdachte)
natuurlijke dood. In de jaren nadien werd er samen met de VN een tribunaal
opgericht om enkele verantwoordelijken van de genocide te vervolgen. Momenteel
staan er 4 topleden van de Rode Khmer terecht en vorig jaar viel de eerste
veroordeling: kameraad Duch, het hoofd van de belangrijkste gevangenis, werd
schuldig bevonden aan de moord op meer dan 12.000 mensen en werd veroordeeld
tot levenslange opsluiting. De oprichting van het tribunaal had overigens heel
wat aarde in de voeten, niet in het minst omdat heel wat leden van de huidige
regering (zoals premier Hun Sen), een verleden hebben binnen de Rode Khmer.
Dit verleden bepaald voor zo’n groot gedeelte de psyche van
het land, dat het geen verrassing mag heten dat de belangrijkste toeristische bezienswaardigheden
hiermee in verband staan. Wij vertrokken ’s morgens vroeg met de fiets naar Choeng
Ek, een dorpje 15km ten zuidwesten van de hoofdstad dat voornamelijk
bekend staat voor de aanwezigheid van het belangrijkste ‘Killing field’ in
Cambodia, één van de uitroeiingskampen van het Pol Pot-regime. In dit kamp
vonden meer dan 20.000 mensen de dood. Tegenstanders van het regime werden
hiernaartoe geleid en met spades (of ander landbouwwerktuig) de hersens
ingeslagen en daarna in massagraven gedumpt. Kogels werden niet gebruikt,
wegens te kostbaar. Ook vrouwen en baby’s werden niet ontzien. Een van de
leuze’s van het regime was immers dat als je een boom wou vellen, je ook zijn
wortels mee moet uittrekken. Het meest beklemmende bewijs daarvan is de
‘Killing Tree’, een dikke boom waar men bij de bevrijding van het kamp op haar
schors heel wat hersenresten aantrof. Waar die vandaan kwamen werd even later
duidelijk, toen aan de voet van de put een massagraf werd bovengehaald met
babylijkjes. Alvorens die in de put werden gegooid, namen de bewakers hen bij
de benen en werden ze met hun hoofden op de boomstam stukgeslagen. De hele
rondleiding in het ‘centrum ter preventie van genocide’ werd ondersteund door
een (Nederlands gesproken!) audiogids, die naast uitleg bij de werkwijze en
filosofie van het regime ook getuigenissen van een bewaker en overlevenden
bevatte. Zeer aangrijpend en heel erg de moeite om hier naartoe te komen.
In de namiddag bezochten we de gevangenis van kameraad Duch,
Tuol Sleng, a.k.a. S-21. Het gebouw deed voor de intrede van de Rode Khmer
dienst als schoolgebouw en werd meteen na 17 april omgebouwd tot een gevangenis
(onderwijs werd eveneens afgeschaft wegens niet nuttig). Hier zouden de 20.000
slachtoffers van Choeng Ek eerst worden vastgehouden en met foltering tot
bekentenissen worden gedwongen. (Vaak bekenden ze dat ze voor de CIA of FBI
werkten en tegen het regime samenspanden). Daarna werden ze naar de Killing
Fields gestuurd en afgemaakt. Net zoals de nazi’s hield de Rode Khmer heel
gedetailleerd de gegevens bij van wie de gevangenissen binnenkwam, voorzien van
een foto en gehandtekende bekentenis. De oude celblokken van de gevangenis
(zeer amateuristisch gemetseld), deden wat denken aan de kelders van Dutroux.
De foto’s van de slachtoffers staan er tentoongesteld en geven een menselijk
gelaat aan de onvoorstelbaarheid van de cijfers.
Toch was ons bezoek in Phnom Penh niet enkel deprimerend. De
stad zelf kon ons wel bekoren. Er staan mooie bouwwerken, leuke pleintjes en
vooral: goede restaurants! De eerste avond bezochten we een Italiaan en aten we
nog eens echte Italiaanse pizza en pasta. Even waanden we ons in de zevende
hemel. Maar het werd nog beter: we vernamen dat er ook een Belg was die hier
een restaurant had geopend en we deden er ons tegoed aan stoofvlees met
frietjes en Gentse waterzooi. De dag nadien konden we niet aan de verleiding
weerstaan en keerden we terug voor een koninginnenhapje en zwarte pensen met
appelmoes. Denk daar nog een Maredsous en een Leffe bij en we hadden weer even
heimwee naar het Bourgondische België!
Na Phnom Penh zouden we Sihanoukville aandoen, de bekendste
badplaats van het land en volgens onze Lonely Planet ‘Thailand dertig jaar
geleden, voor het overrompeld werd met toeristen’. Om daar te raken hadden we
twee keuzes: 230km op highway 4 of 148 km via Kampot (een Frans-koloniale
badplaats en bekend van de gelijknamige peper die elk zichzelf respecterend
Frans restaurant in de jaren 30 op tafel had staan.) Wij zouden het tweede
traject kiezen, dat ons twee daagjes fietsen tot kampot zou opleveren, waarna
we de resterende 100km tot Sihanoukville per bus zouden afleggen.
Ik zou een heel betoog kunnen starten over vrouwen en
kaartlezen, maar om de lieve vrede te bewaren en om volgend jaar niet met de
Auwch-award te staan prijken, laat ik even in het midden hoe het gebeurde. In
ieder geval: wij reden verkeerd en hadden dat pas door nadat we al heel wat
kilometers op highway 4 hadden afgelegd. Het zouden dus geen 2 dagen fietsen
worden, maar drie en er moest 82 kilometer extra worden afgelegd.
Omdat we de eerste dag wat laat waren vertrokken slaagden we
er maar in om slechts 67 km af te leggen. Het vinden van een slaapplaats bleek
in de kleine dorpjes die we kruisten, vrij problematisch. Na een aantal
mislukte pogingen moesten we al serieus aandringen bij een Engelssprekende arts
vooraleer die ons voorstelde om voor een nachtje in het nabijgelegen medisch
centrum in te trekken. Dat medisch centrum bleek een soort geïmproviseerd
geboortehuis met als personeelsbestand 2 verpleegsters en nagenoeg geen medisch
materieel. We kregen twee bedden toegewezen en hingen ons muggennet op. ’s
Nachts werden we nog eenmaal uit onze slaap gewekt toen er een zwangere vrouw
arriveerde, die bij ons vertrek de volgende ochtend toch nog niet bevallen
bleek.
Cambodjanen staan vroeg op en wij voelden ons enigszins
verplicht dat voorbeeld te volgen. Omstreeks halfzeven waren wij al in de weer
met onze zakken en om 8 uur waren we weer op pad. Dat gaf de aangename
bijkomstigheid dat we veel tijd hadden om te fietsen en om wat extra
kilometertjes te doen. Toen we ’s middags stopten om te eten stond de teller al
op 60. De namiddag ging wat moeizamer en na uiteindelijk 97 kilometer stopten
we bij een dorpje waar we alweer onze beste moves moesten bovenhalen om een
gezin te overtuigen om onze tent te mogen opzetten in hun tuin.
De wegen die we dezer dagen tegenkomen zijn helemaal anders
dan in Vietnam. Het wegdek is zeer goed en er staan weinig huizen langs. Vaak
doet de aanblik van de weg en de omgeving me denken aan hoe ik me Australië
voorstel (hoewel ik daar nog nooit was). Het lijkt wel of we in de outback
zitten. Bevoorrading is geen probleem. Om de paar kilometer vind je wel een
restaurant of een winkeltje met water en iets om te knabbelen.
Toen we de volgende dag weer in alle vroegte vertrokken,
voelden onze benen toch wat vermoeid aan. Gelukkig moesten we die dag maar 70
kilometer afleggen. De laatste 18 kilometer bleken evenwel taaier dan gedacht,
met lange stukken klimmen. Vermoeid, maar heel tevreden kwamen we op onze bestemming
aan waar 5 dagen ‘serious chilling’ stonden gepland. Ongeveer de eerste
strandvakantie die we ooit deden.
Momenteel zijn we aan onze derde dag bezig en de plek
overtreft onze verwachtingen. We zitten op een stukje strand van 2 kilometer,
dat vrij ver weg is van het massatoerisme. Op het strand staat het vol met
barretjes, strandhutjes en stoelen waarin je heel der dagen lezend kunt
doorbrengen, slurpend van een goedkope cocktail en ’s avonds genietend van een
lekkere strandbarbecue. Morgen gaan we op een daguitstap naar nabijgelegen
eilanden waar we, vergezeld van ervaren mensen, voor het eerst in ons leven
gaan duiken en snorkelen. We kijken er naar uit. Ondertussen genieten we
uiteraard van de Belgische sneeuwfoto’s op facebook!
Tot de volgende keer!