maandag 22 oktober 2012

Dagen 28 - 50: Ulaanbaatar - Gobiwoestijn


Hallo iedereen!

Zoals jullie merken neemt de tijd tussen onze berichten exponentieel toe, wat vermoedelijk een gevolg is van het feit dat de tijd hier steeds sneller lijkt voorbij te gaan. Het jaar zal snel om zijn. Tussen onze laatste post en nu hebben we nochtans niet stilgezeten.

Na onze belevenissen op Olkhon spendeerden we nog één dag in Irkutsk. Het plan om de audioguidetour door de stad te volgen werd opgeborgen wegens geen zin in het koude weer en bovendien hadden we intussen al het één en ander gelezen over de stad en begrepen we dat er niet al te veel te bekijken viel. Dat laatste is voornamelijk het gevolg van een gigantische brand die de stad in 1879 trof en die driekwart van de gebouwen in vlammen deed opgaan. De bezienswaardigheden zijn aldus niet meer dan replica’s van gebouwen die er voor de brand stonden en waarvan de historische waarde nagenoeg nihil is. In de plaats daarvan spendeerden we de dag in een cafeetje, lezend en van elkaars gezelschap genietend.

Toen we ’s avonds in ons hostel aankwamen, leerden we een Chileense reiziger kennen die ons op het eerste zicht een ietwat vreemde vogel leek, wat vermoedelijk deels te wijten was aan zijn ensemble dat bestond uit een hawaïhemd en bijpassende short. Niet echt iets wat je vaak te zien krijgt in Siberië. We kwamen tijdens het praten tot de vaststelling dat we de volgende dag dezelfde trein naar Ulaanbaatar hadden geboekt, dus spraken we af om samen op pad te gaan richting Irkutsk-station. Toen we bij het betreden van het stationsgebouw informeerden naar de wagon waarin hij de volgende 2 nachten zou doorbrengen bleek dat, zoals ons, wagon 8 te zijn. Een trein bestaat hier doorgaans uit een achttal wagons, die op hun beurt telkens nog eens opgedeeld zijn in negen coupés van vier personen. Groot was onze verbazing dan ook dat Stuart de Chileen niet enkel in dezelfde wagon zou overnachten, maar dat hij zelfs in onze coupé lag. Zijn balailaikaspel en Spaanse cantates kregen we er bovendien gratis bij.



De treinrit duurde 32 uur, wat betrekkelijk lang is voor een afstand van nog geen 900 kilometer. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de grensovergang die op de route lag. Na eerst drie uur langs Russische zijde, mochten we nog eens uurtje aan de Mongoolse grensovergang wachten alvorens we onze weg verder konden zetten. Het verschil tussen beide landen werd trouwens meteen geïllustreerd aan de Mongoolse paspoortcontrole. Waar de Russische grenswachters eerder de Gestapotacktiek hanteerden, kregen we van hun Mongoolse tegenhangers een lach, vergezeld van een hartelijke ‘Welcome in Mongolia’.



Stuart, die in Chili pas als arts was afgestudeerd, bleek een liefhebber van Russische Vodka. Op die manier redde hij ons op de laatste nipper van de afgang Rusland te hebben bezocht zonder ook maar één druppel van hun nationale trots te hebben gedronken. Opstaan om 5u30 de volgende morgen bleek om begrijpbare redenen niet zo evident. We namen afscheid van onze coupégenoot, die het liefst meteen de woestijn wou intrekken. Wij besloten eerst wat in Ulaanbaatar rond te hangen.

En dan nu: een kleine streep geschiedenis. Mongolië is een eeuwenoud rijk, voornamelijk door Dzjengis Khan in ons gemeenschappelijk geheugen gegrift. Toen die in 1162 geboren werd, was Mongolië nog een versplinterd land, bestaande uit tal van kleine nomadische koninkrijkjes. De expansiedrift van Ghinggis, zoals zijn naam in het Mongools wordt geschreven, zorgde er echter voor dat hij de ene na de andere leider van die koninkrijkjes versloeg en hun mannen als zijn volgelingen annexeerde. Niet zozeer zijn militaire kracht, maar vooral zijn vernufte strategie zorgde ervoor dat Mongolië zou uitgroeien tot het grootste rijk dat ooit bestaan heeft. Hij schonk zijn onderdanen bescherming en stabiliteit en liet hen vrij in hun godsdienstbeleving. Zo kwam het dat Mongolië op haar grootste punt uitstrekte van Korea tot Hongarije en van Rusland tot Indië.

Na Chinggis zetten zijn nakomelingen zijn politiek voort, totdat broedertwisten en invallen van buiten uit het Rijk uiteen deden vallen. Tussen ruwweg 1500 en 1911 zou het Mongoolse volk onder het gezag van het Chinese Rijk vallen, waarbinnen hen een bepaalde autonomie werd toegekend die evenwel mettertijd steeds verder afnam. In 1911 viel de Qindynastie in China en Mongolië verklaarde zichzelf onafhankelijk. De pas gevormde Chinese Republiek weigerde dit echter te erkennen, totdat Rusland ter hulp schoot en er in 1915 een verdrag tussen de drie landen werd gesloten waarbij er autonomie aan Mongolië werd verleend. China legde zich hier echter niet bij neer en maakte gebruik van de instabiliteit na de Russische revolutie van 1917 om Mongolië opnieuw te annexeren. Toen Mongolië vervolgens volop de kaart van de Bolsjevieken trok en mee ten strijde trok tegen het Witte leger, werden zij door deze eersten beloond met de onafhankelijkheid. De eerste Mongoolse democratische partij zou de volgende 69 jaar aan de macht blijven. Al die tijd zou de Soviet-Unie een machtige hand hebben in het bestuur van het land. In 1937 werd op vraag van Stalin de gehele clerus uitgeroeid, die voornamelijk bestond uit Boeddhistische monniken, 20.000 van hen vonden de dood. Toen in 1990 de Sovjet-Unie werd ontbonden, lag de weg naar een echte democratie open. Als gevolg van massale volksprotesten werd de grondwet aangepast en werden vrije verkiezingen mogelijk gemaakt.

Aanvankelijk betekende de onafhankelijkheid een ramp voor de jonge Mongoolse staat. De subsidies die Rusland hen jaarlijks had betaald, vielen weg en vele Russische bedrijven emigreerden. De staat kon zijn energierekeningen niet meer betalen aan de Russische leveranciers en de elektriciteitstoevoer werd afgesloten. Er braken voor het land lettelijk en figuurlijk zwarte jaren aan. Onder meer dankzij de privatisering van hun ongeveer 50 miljoen stuks tellende veestapel wist het land langzaam uit het dal te kruipen. De immense voorraden koper, goud, steenkool en uranium in de Mongoolse bodem hebben daar ongetwijfeld ook een handje bij geholpen.

Tot zover de geschiedenis. Wij wilden het hedendaagse Mongolië wel eens leren kennen. Hoe, dat wisten we nog niet precies, dus waren we van plan om eerst wat in Ulaanbaatar (UB), de hoofdstad rond te hangen en te informeren naar de beste manier om een beeld te krijgen van het land en haar inwoners. Op 4 oktober om 6u30 bolde onze trein het station van UB binnen. Vlak voor onze aftocht hadden we in Irkutsk de jeugdherberg geregeld. Een adres hadden we niet meteen aangezien er in de stad niet met straatnamen wordt gewerkt, simpelweg omdat er teveel straten zijn die geen naam dragen. Gelukkig bracht onze reisgids soelaas. Ons hostel, met de aantrekkelijke naam “golden gobi’, stond netjes op het ingesloten plannetje gemarkeerd. We kwamen net aan voor het ontbijt en besloten nadien om ons lichaam nog wat extra tijd te geven om de vodka van de vorige nacht te verwerken tijdens een deugddoend dutje. In de namiddag verkenden we de eerste maal UB.

Eerlijk gezegd is UB volgens ons één van de meest onaantrekkelijke steden ter wereld. Letterlijk vertaald betekend de stad ‘rode held’. Het mag dan ook niet verbazen dat de sovjets verantwoordelijk zijn voor de uitbouw van een groot deel ervan. Grijze sovjetblokken kleuren het straatbeeld. Afgebladderde verf en vale grijze kleuren geven het geheel een erbarmelijk uitzicht. UB is bovendien  een van de meest vervuilde steden ter wereld, een dikke smog is constant aanwezig in het dal waarin de stad werd neergepoot en in de winter zou je hier dankzij de massale verbranding van steenkool nog geen 5 meter voor je uit kunnen kijken. UB heeft wel een uniek klimaat. In de winter is het geen pretje om er te leven, de temperaturen dalen dan tot -35° Celsius. In de zomer is het er vaak heel warm. Met meer dan 280 zonnedagen per jaar is het een van de zonnigste steden ter wereld. Zonne-energie staat hier nog in zijn kinderschoenen, maar zou wel eens de toekomst kunnen betekenen voor de bevolking.





Wat research op het net deed ons al gauw beseffen dat de enige manier om ons buiten de hoofdstad te begeven, via het boeken van een tour zou zijn bij een  van de tientallen reisorganisatietjes die UB rijk is. Omdat het land op sommige plaatsen zo onherbergzaam is en omdat er haast geen aangelegde wegen te vinden zijn, is er bijna geen enkele vorm van openbaar vervoer. Ook private autoverhuurmaatschappijen riskeren het om deze redenen niet om aan toeristen auto’s te verhuren zonder chauffeur. Na een aantal van die reisorganisaties te hebben bezocht, bleek dat het hostel waarin we verbleven er zelf ook één was, en wel één van de meest bekende uit de regio. De uitbaatster Ogii groeide zelf op in een nomadische familie uit de gobiwoestijn en leerde gedurende negen jaar het vak als gids bij een andere organisatie alvorens haar eigen zaak op te starten. Haar doel is om het geld dat uit toerisme wordt gehaald te verdelen onder verschillende nomadische families, die vaak in armoede verkeren. Omdat hun formules niet al te luxueus zijn, kon je er bovendien voor een schappelijke prijs terecht. Die prijs is naast de mate van luxe, ook voornamelijk afhankelijk van het aantal personen waarmee je de tour boekt. Het is dus gebruikelijk om je aan te sluiten bij andere mensen die een bepaalde tour willen doen. Omdat wij nogal flexibel zijn, besloten we dat dan maar te doen. Ogii gaf ons de keuze uit drie alternatieven: een vijfdaagse tour die de volgende dag al van start zou gaan, een elfdaagse tour die twee dagen later zou vertrekken en een dertiendaagse tour die pas over een week zou starten. Na de verschillende opties goed te hebben bestudeerd, besloten we voor de elfdaagse tour te gaan. We wilden immers niet te lang meer in UB blijven, maar de dag nadien vertrekken was te kort. De duur van 11 dagen leek ons bovendien ideaal, niet te kort en niet te lang. Een Frans koppel uit Reims zou ons vergezellen.

Voor het vertrek op zondag hadden we dus nog één dag om al onze kleren te wassen en de nodige inkopen te doen. Voor we ons met deze praktische zaken zouden bezighouden, besloten we toch al een van de bezienswaardigheden van de stad te gaan bezoeken, namelijk het Gandanklooster. Dit boeddhistisch bouwwerk is een van de vroegste kloosters van het land. Tijdens Stalins zuiveringen werd het monnikenaantal er gedecimeerd en werden de meeste tempels afgebroken. Nadat het communistisch juk was afgeworpen, werd de godsdienstbeleving opnieuw vrij. Deze herwonnen vrijheid deed velen naar het boeddhisme terugkeren en geloof werd opnieuw hip. Momenteel noemt 80% van de Mongolen zich boeddhistisch. Het klooster zelf bestaat uit een tiental tempels en er zijn momenteel ongeveer zeshonderd monniken actief. Elke dag tussen 9 en 11 kan je hen in volle actie zien. Terwijl ze unisono mantra’s prevelen gaan ze over tot allerlei rituele handelingen. Voor ons leken velen onder hen ongeïnteresseerd. Als ze niet verveeld om zich heen keken, in hun haren krabden of geeuwden, waren ze geamuseerd met hun buur aan het praten. Dé attractie van het klooster is een met goud verguld Boeddhabeeld van 26,5 meter hoog. Omdat 108 een heilig getal is in het boeddhisme zou het geluk brengen om 108 maal rond het beeld te sjokken. Wij besloten het risico te nemen en gingen na één rondje opnieuw richting hostel.









In ons hostel lieten we al onze kleren wassen en ’s namiddag begaven we ons naar de zwarte markt van UB om wat warmere kleren te kopen voor onze trip, want het was ons ter ore gekomen dat de gobiwoestijn op dit tijdstip van het jaar wel eens bijzonder koud kon worden. De zwarte markt, wat schijnbaar de officiele benaming is, is een gigantisch complex van kleine kraampjes iets buiten het centrum van UB, waar handelaars allerhande hun waar proberen te slijten. Je kan er werkelijk alles vinden, van schroeven en moertjes tot fietsen en zelfs volledige badkamers en salons. De prijzen zijn er bovendien vaak belachelijk laag, wat ons in het vermoeden sterkt dat er geen belastingen worden betaald op de verhandelde goederen en het effectief een zwarte markt betreft. Wij kochten er een kasjmieren trui voor 6 euro, warme lange onderbroeken voor 2 euro en een wollen trui voor 1 euro.

Nadat we in het hostel eerst een lekker ontbijt kregen voorgeschoteld, vertrokken we de volgende ochtend om halfnegen met de wagen naar de jeugdherberg van onze reisgenoten om hen op te pikken. We maakten kennis met onze gids Boogii (kort voor Bolortsetseg) en chauffeur Amra (kort voor Amaraasanaa). Zij zouden ons de volgende 12 dagen (we kozen uiteindelijk voor een dagje extra) bijstaan op onze trip door de Gobiwoestijn en centraal Mongolië. Boogii was met haar 22 jaar de jongste gids van de hele reisorganisatie. Zij studeerde sociaal werk aan de universiteit van UB. Het was haar vierde jaar als gids en het zou vermoedelijk haar laatste worden. Al 4 maanden was ze dit jaar aan het werk, met tussen de verschillende tours slechts één of twee dagen rust. Haar taak bestond erin om ons de volgende dagen wat extra uitleg te verschaffen bij de dingen die we zouden gaan bekijken en doen. Ook zou zij ons 3 maal per dag voorzien van een heerlijke maaltijd. Wij waren het er met ons vieren ruimschoots over eens dat haar eten het beste was dat we tot dan toe op onze reis hadden gekregen. Amra was 50 jaar en was met zijn 34 jaar ervaring een uitstekend chauffeur. Hoewel de uitgestrekte landschappen er voor ons kilometers lang haast overal hetzelfde leken uit te zien, wist hij ons keer op keer zonder kompas of gps op het exacte punt af te zetten. Amra’s kennis van het Engels beperkte zich evenwel slechts tot ‘good’, ‘hot’, ‘cold’, ‘yes’ en ‘no’, wat een diepgaand gesprek toch wat bemoeilijkte. Het busje waarmee we de trip maakten was een Russische minivan die uiterst geschikt bleek voor het Mongoolse landschap. Voor de kenners: vierwielaandrijving, viercilinder en 100 pk.




Het koppel waarmee we zouden gaan rondtrekken waren Vincent en Adeline, beide Frans en 29 jaar oud. Vincent is ingenieur en Adeline lerares aan de lagere school (waar men in Frankrijk niet onbegrijpelijk toch 5 jaar voor naar de universiteit moet). Zij hadden hun baan opgezegd en zullen tot Thailand dezelfde landen als ons aandoen, waarna zij via Indonesië, Maleisië en Australië tot in Nieuw-Zeeland zullen gaan, waar ze vermoedelijk een maand zullen werken om daarna het land verder te bezoeken. Nog een niet onbelangrijk punt: het zijn geen Sarkozystemmers. Zij bleken de perfecte metgezellen voor onze reis en we hopen hen één van de volgende weken nog tegen het lijf te lopen.



De trip zelf was ontzettend leuk. Hieronder een chronologisch overzicht:

Dag 1: We reden naar het zuiden tot Zorgan Hayhan Uul, een rotsformatie die omwille van haar unieke verschijning door de Mongolen wordt vereerd. Na een uurtje klimmen konden we van op de top genieten van het prachtige uitzicht. Wanneer de avond viel, kregen we een heldere sterrenhemel gepresenteerd. We brachten de nacht door in onze tent. Om 4 uur stak er evenwel een storm op die ons verplichtte om in de koude onze piketten te gaan verstevigen. De wind belette ons nadien om nog in een diepe slaap te vallen, zodat we de volgende ochtend min of meer geradbraakt aan de dag begonnen.






Dag 2: In het busje op weg naar Baga Gazaryn Chuluu konden we wat bijslapen. ’s Middags stopten we voor het middagmaal bij een yurt van een oudere vrouw, waarbij we voor het eerst enkele lokale specialiteiten kregen voorgeschoteld: zoute melkthee en gedroogde yoghurt. De melkthee werd door iedereen naar binnen gewerkt, maar de gedroogde yoghurt werd, om niet al te onbeleefd over te komen, gauw in de zakken gemoffeld. Elisabeth verdient wel een eervolle vermelding omdat zij de hare helemaal wist te verorberen. Het was de eerste maal dat we in een yurt kwamen, de traditionele tent van dierenvellen waarin de Mongoolse nomaden wonen. In het midden van het dak van de yurt is een gat dat de zon moet voorstellen en dat voor verluchting zorgt. Daaronder bevindt zich een soortement stoof, die de yurt warm moet houden en waarop de familie haar maaltijden bereidt. Verder is er in elke yurt een keukengedeelte, een slaapgedeelte en een gedeelte waarin een klein altaar staat met meestal een Boeddhabeeld en familiefoto’s. In de yurt van de vrouw stonden daarnaast nog een aantal bakken waarin de delen van een pas geslacht schaap een niet al te frisse geur verspreidden.







De eindbestemming van de dag was een plaats waar vroeger een oud klooster had gestaan, tot Stalin besloot het te laten slopen. Door de ruïnes van het klooster liep nu een rivierbedding, die ervoor zorgde dat er een aantal berken konden groeien op deze dorre plaats. Rondom het klooster bevonden zich weerom mooie, maar eigenaardige rotsformaties, die onmiskenbaar van vulkanische oorsprong waren. De winderosie had deze bovendien een prachtige polijsting meegegeven. We bleven slapen in een nabijgelegen yurt.

Dag 3: ’s ochtends werden we vroeg wakker en konden we genieten van het spel van de zon op de ons omringende bergen. Nadat we onderweg met veel moeite een truck, die zich had vastgereden in het mulle zand, hadden geholpen eruit te raken, heette Amra ons voor het middagmaal welkom in zijn huis. We leerden zijn vrouw kennen en kregen traditionele Mongoolse meatpie voorgeschoteld, geserveerd met rode kool. De eindbestemming was deze keer Ulaan Suvraga, een stuk land dat zich voorheen onder water bevond en dat zich nu dankzij erosie heeft gevormd tot badlands, een landschap gekenmerkt door fel ingesneden stompe heuveltjes. Vanop de top van een aangrenzende berg konden wij van dit schouwspel genieten. Slapen deden we opnieuw in een nabijgelegen yurt.






Dag 4: Vandaag moest er een eindje gereden worden en stond de dag vooral in het teken van de hygiëne. We bezochten het badhuis van de stad Dalanzadgad en dit betekende onze enige kans om tijdens de trip een douche te nemen. De overige dagen zouden we ons met natte doekjes en opgepompt grondwater behelpen. We bleven deze nacht slapen bij een familie met drie kleine kindjes, die naast twee yurten ook nog over een houten gebouw en een soort afgedankte treinwagon beschikten.







Dag 5: Vandaag bezochten we Yolyn Am, letterlijk vertaald als ‘de bek van de Gier’. Dit natuurpark, dat aanvankelijk was opgezet als vogelreservaat, wordt nu voornamelijk bezocht omwille van de fenomenale canyons die de Yolynstroom er heeft achtergelaten. In de winter ligt de sneeuw er 10 meter dik en zelfs in de zomer is het een van de koudste plekken in de woestijn. Toen wij er waren lag er al sneeuw en waren delen van de rivier bevroren. Het was evenwel heerlijk wandelen langs de stroom, tussen de machtige rotsen door. We wandelden 2 uurtjes en reden door naar Bayanzag, waar we om 17u arriveerden en we de omgeving al wat konden verkennen. Bayanzag is een deel van de woestijn waar een zeldzame boomsoort voorkomt, die heel dor en fragiel is en weet te overleven in extreem droge omstandigheden. Omdat de bomen zeer traag groeien en tegelijkertijd een lekkernij zijn voor kamelen is hun voortbestaan in het gevaar. Ook deze nacht leende een van de nomadenfamilies ons hun yurt.









Dag 6: Vandaag begonnen we de dag met een stevige ochtendwandeling. Amra en Boogii dropten ons aan de voet van de ‘flaming cliffs’, een stel indrukwekkende geërodeerde rode zandrotsen. Een wandeling van 2 uur in het aangename herfstzonnetje bracht ons terug in ons kamp. De streek waar we ons bevonden, verwierf in de rest van de wereld bekendheid als vindplaats van dinosaurusbotten en -eieren. De ondergrond hier was vroeger een oceaanbodem en je kan er stenen terugvinden in een waaier van kleuren. In de namiddag reden we naar Khongoryn Els, een stukje van de Gobi dat eruit ziet zoals ik me doorgaans een woestijn voorstel: met grote duinen van los zand. Nadat we onze zakken hadden achtergelaten in het kamp waar we de nacht zouden doorbrengen, bracht Amra ons met de wagen naar de voet van de hoogste duin in de omgeving. Na 20 minuten ploeteren voor Wannes, 35 minuten voor het Franse koppel en 40 minuten voor Elisabeth bereikten we de top van de 250 meter hoge duin en konden we genieten van de ondergaande zon.








Dag 7: Wie zandduinen zegt, denkt automatisch aan kamelen en dus gingen we vandaag met trainer Ulti per kameel de duinen in. Aanvankelijk was Elisabeth een beetje bevreesd voor deze grote herkauwers, maar al gauw werd duidelijk dat er, op het bestijgen na, niets te vrezen viel. Op een gezapig tempo toonden onze rijdieren ons de omgeving en als dank stopten we bij de rivier en lieten hen zich tegoed doen aan het water. De omgeving was mooi. De duinen, slechts 12 kilometer breed en 100 kilometer lang, worden omgeven door een traag stromende rivier waarlangs heel wat groen terug te vinden is. Slapen deden we bij Ulti en zijn familie.








Dag 8: Deze dag valt kort samen te vatten: rijden met de wagen. Vandaag moesten we de langste afstand afleggen van de trip en dat betekende 10 uur karren. Omdat er onderweg sneeuw viel en de wegen nog onberijdbaarder werden, deden we er uiteindelijk zelfs 14 uur over. Toen we aankwamen duurde het een halfuurtje eer ons hoofd stopte met tollen, na al de schokken die we tijdens het rijden te verwerken kregen. De blinkende kant van de medaille was dat we nu wel 3 nachten ter plaatse zouden blijven.



Dag 9: Omdat het deze voormiddag sneeuwde, werd ons plan om paard te rijden gecancelled en konden we voor het eerst sinds we vertrokken eens lekker lang uitslapen. We maakten eveneens van de vrijgekomen tijd gebruik om een zelf ineengeknutselde douche te installeren en ons na 4 dagen nog eens grondig te wassen. Toen de wolken ’s namiddags verdwenen en de zon kwam piepen, bestegen we voor het eerst onze paarden voor een toertje van een tweetal uur. Wij hadden nog nooit gereden en de reacties waren verdeeld: Elisabeth was niet zo enthousiast, Wannes was dat wel. Omdat we ook de volgende dag niet al te vroeg op moesten besloten we na het eten een yurt-feestje te houden samen met Boogii. Vincent gebruikte de laatste batterijen van zijn laptop voor de muziek, onze lampjes zorgden voor een geïmproviseerd lichtspel en de voorraad vodka werd tot op de bodem geledigd.






Dag 10: Bij het ontwaken overwogen er een aantal onder ons om de paardrijsessie van deze voormiddag te skippen, maar uiteindelijk draaide iedereen bij en stonden we om 11u vertrekkensklaar. Wannes’ paard weigerde deze ochtend om in draf te gaan en dus werd het voor hem een eerder saai ritje. Om dit te verkomen besloot de eigenaar Wannes in de namiddag van een zweepje te voorzien, en jawel hoor, nu had het paard plots oren naar de bevelen die hem werden gegeven. Elisabeth had intussen besloten om de namiddagsessie over te slaan, aangezien het haar leuker leek om de omgeving op eigen benen te gaan verkennen. Boogii vergezelde haar.

De namiddagrit verliep uitstekend. De paarden deden wat we wilden en we maakten een uitje naar de Orkhon-waterval. Op de terugweg maanden we de paarden gedurig aan om sneller te gaan en in de wijdse vlakten begaven ze zich lange tijd in galop.





Dag 11: De laatste bezienswaardigheid van de trip was Karkhorin, de oude hoofdstad van het Mongoolse Rijk.De zoon van Djenghis Khan, Ogedei, beval de bouw van een nieuwe hoofdstad hier in het midden van de 13de eeuw. De stad zou slechts 40 jaar als hoofdstad dienstdoen, omdat Kublai Khan een voorkeur had voor Beijing. In 1388 werd de stad volledig verwoest door de Chinezen en in de 16de eeuw werd op haar grondvesten een Boeddhistische tempel gebouwd, het Eerdene Zuu klooster, dat op haar toppunt 62 tempels telde. Stalin, wie anders, bracht dit aantal terug naar de 3 tempels die je er vandaag nog steeds kan vinden. Bij de inkomstprijs van 3 dollar zat tevens een gegidste rondleiding. Omdat we nagenoeg niets wisten van het boeddhisme, vuurden we onze vragen lustig af op de gids. We leerden dat de Tibetaanse Dalai Lama ook hier in Mongolië als geestelijke leider wordt aanzien. De vierde dalai Lama uit de geschiedenis was zelfs een Mongoolse man geweest. We leerden over het gebruik van mantra’s, verzen die de mediterende in een toestand van leegheid moeten brengen, om zo het nirwana te kunnen bereiken. We leerden ook over de beschermers in het boeddhisme, angstaanjagend afgebeelde wezens, die door monniken gebruikt worden om zich te beschermen tegen onder andere haat, afgunst, jaloezie en hebzucht.

Na de rondleiding liepen we nog even langs de penissteen, een gebeeldhouwde fallus die zich een eindje buiten het klooster bevindt en daar volgens de legende is geplaatst om de celibataire monniken weg te houden bij de vrouwen. Afin, nadien vertelde onze gids dat de monniken intussen en masse overstapten naar een tak van het boeddhisme waarin ze wel vrouwen mogen hebben.

Na het bezoek verbleven we de laatste nacht bij Tomè, een Mongoolse jongeman van 28. Tot dan toe hadden we enkel oude mannen ontmoet die op de nomadische wijze leefden, de jongeren studeerden vaak nog of werkten ergens in de stad. Het was best wel confronterend om iemand van onze leeftijd te zien die in deze omstandigheden met vrouw en kind leefde.










Dag 12: De laatste dag van de trip was opnieuw een rijdag. We vertrokken rond een uur of 9, hielden ’s middags een laatste tussenstop en kwamen in UB aan rond 17 uur. De laatste kilometers moesten we per taxi doen, omdat men sinds kort tracht om de verkeersellende tegen te gaan door even en oneven nummerplaten op verschillende dagen van de week toegang tot de stad te verschaffen.

Om Boogii te bedanken voor al het lekkere eten en de goede diensten stelden we voor om deze avond voor haar te koken. Ik en Elisabeth snelden naar de winkel en toverden veiligheidshalve opnieuw vol-au-vent op tafel.

Het eten werd gevolgd door een deugddoende douche en een lange internetsessie. Na 12 dagen woestijn hadden we nog geen enkel idee van de verkiezingsuitslagen, de resultaten van de voetbalinterlands en al het andere binnen- en buitenlands nieuws. Het werd een lange avond J

Vandaag is het maandag en de voorbije drie dagen hebben we het vooral heel rustig aan gedaan. Na twee intensieve weken voelden we dat het aangenaam zou zijn om even wat gas terug te nemen. We deden onze was (inmiddels verzadigd met vuiligheid), we schreven op de blog (moeilijk om 20 dagen samen te vatten), lazen wat bij, skypeten met de ouders en sliepen uit.

Vandaag gingen we voor het eerst terug de stad in, op bezoek in het internationaal intelligentie museum. Dit museum is opgericht door een Mongool die helemaal gek is van puzzels en breinbrekers en dat is dan gelijk ook het enige wat er in het museum te bewonderen valt. Gedurende zijn leven heeft de oprichter zich beziggehouden met het verzamelen en ontwerpen van tal van puzzels en breinbrekers, en met succes. Intussen is het museum al te gast geweest in 53 landen en kreeg het president G.W. Bush op bezoek toen die een staatsbezoek aan Mongolië bracht. Voor een euro tachtig kregen we een gegidste rondleiding langs de verschillende memorabilia die het museum rijk is. De gids liet ons zelf ook een aantal breinbrekers uitproberen, met als resultaat dat we altijd volledig voor aap kwamen te staan. Om zich niet te laten kennen  kocht Wannes in het aanpalende winkeltje zelf een breinbrekers, maar momenteel is de kans groter dat die vroegtijdig bij het afval beland dan dat hij opgelost raakt.

Donderdagmorgen vertrekken we richting Beijing, waar we vrijdagnamiddag zullen aankomen. In de tussentijd staan het museum voor schone kunsten, het natuurhistorisch museum, het nationaal geschiedkundig museum en een boeddhistisch religieus museum nog op het programma. Hoe die zijn geweest en of de breinbreker nog opgelost raakt, zal u in de volgende post kunnen lezen die hopelijk deze keer geen drie weken op zich laat wachten.

Tot slot nog een eindbeschouwing over het land, nadat we er bijna drie weken hebben vertoefd, hebben gesproken met de autochtone bevolking en toeristen en hebben gezien hoe men hier leeft: onze indruk over het Mongolië van vandaag is helaas niet altijd even positief. De overgang van het gesloten communistisch systeem naar de vrije markteconomie is te bruusk en te volledig doorgevoerd. Het lijkt wel of de staat zich als reactie op haar krachtige aanwezigheid in het verleden helemaal heeft teruggetrokken uit het maatschappelijke leven. Alles lijkt hier bijgevolg zeer ongecontroleerd. Auto’s rijden kriskras door de straten, gebouwen worden her en der opgetrokken en het meest frappante is het vuilnis dat zomaar overal op straat en in de natuur wordt weggegooid. Als de bestuurders van het land het slim aanpakken met de exploitatie van hun natuurlijke rijkdommen is er een mooie toekomst weggelegd voor het land en zal de jonge bevolking (eenderde is jonger dan 14) het in de toekomst beter hebben dan nu het geval is. Voorwaarde is dat daarnaast ook de vervuiling een halt wordt toegeroepen en dat de infrastructuur in de steden en daarbuiten beter wordt uitgebouwd. Er is volgens ons in elk geval nog flink wat werk aan de winkel.

Wannes en Elisabeth