vrijdag 10 mei 2013

Blogpost 16: Laos


Hallokidoki!

Na onze trip door Thailand was het tijd voor het laatste Zuid-Oost-Aziatisch land op onze lijst: Laos.
Omdat onze tijd hier vrij beperkt was (11 dagen) besloten we om slechts een viertal plaatsen aan te doen, die bovendien allemaal in het noorden van het land liggen. De eerste plaats die we zouden bezoeken lag gemakkelijkheidshalve op slechts een twintigtal kilometer van de Thaise grens en is tevens de hoofdstad van het land: Vientiane.

Laos is één van de landen waarover we in onze Europese geschiedenisboeken nauwelijks een woord terugvinden. Het is een land dat nochtans al een lange geschiedenis achter de rug heeft. Met een bevolking die haar etnische oorsprong vindt in migraties vanuit Zuid-China, Thailand en Myanmar is er voor het eerst sprake van het huidige Laos in de 14de eeuw. Zoals de haar omringende landen was het in de jaren daarvoor vooral opgesplitst in kleinere koninkrijken. Gedurende heel deze tijd en ook na haar samensmelting tot één grondgebied zal Laos steeds gevangen zitten tussen haar sterkere buren. In opeenvolgende jaren is Laos een vazalstaat geweest van de Mongolen, de Khmer, Sukhotai, Ayutthaya en de Birmezen en ten slotte opnieuw de Thai. Dat Laos in haar huidige vorm bestaat heeft het voornamelijk aan de Fransen te danken. Die vielen aan het einde van de 19de eeuw binnen en bevrijdde hen van het Thaise juk. Om vervolgens een onderdeel van Indochina te worden.

Dat bleek geen onverdeeld succes. Al gauw merkten de Fransen dat het onherbergzame Laos, met zijn laid-back mentaliteit geen rendabel grondgebied betrof. Hun pogingen om en masse Vietnamezen te importeren (die in hun ogen wel over de geschikte werkmentaliteit beschikten) mislukten. 

Toen de tweede wereldoorlog aanbrak waren het ook hier de Japanners die het grondgebied kwamen bezetten. Na de visite van Fat Boy en Enola Gay viel er een machtsvacuüm. Er werd een eenheidsregering gevormd met vertegenwoordiging van alle minoriteiten, maar de Fransen wilden hun grondgebied niet loslaten. Ze beloofden de Laotianen bescherming en autonomie wanneer zij toe zouden treden tot het Indochinese rijk van de Fransen.

De verenigde regering viel uiteen in drie kampen: de voorstanders, de tegenstanders die verzet wilden organiseren binnen het land en de tegenstanders die zich bij de Viet Minh aansloten om van buiten uit verzet te plegen. Dit dreef een spil in het land en er zou jarenlang geen sprake meer zijn van een verenigd Laos.
De Franse nederlaag in het Vietnamese Dien Bien Phu in 1954 bracht de Franse overgave met zich mee in Indochina. Laos werd onafhankelijk verklaard en er werd een vredesplan opgesteld. Van dat plan kwam uiteindelijk niet veel terecht. De verschillende kampen konden geen consensus bereiken en ondertussen hadden de Amerikanen de macht overgenomen in de regio. Omdat de Viet Minh in Vietnam delen van Laos gebruikte als uitvalsbasis en als aanvoerroute voor manschappen en munitie, besloot de Amerikaanse regering ook dat deel van Laos te bombarderen. Gevolg is dat Laos nu te boek staat als het meest gebombardeerde land per capita. Tijdens de jaren van de Vietnamoorlog dropte de VS er zo’n twee miljoen ton explosieven, het merendeel daarvan clusterbommen. Zo’n bom, met de grootte van een tennisbal, wordt per zevenhonderd stuks verpakt in een grotere bom, die tenmidden van de lucht openklapt met de bedoeling zijn lading over een zo groot mogelijk oppervlak te verspreiden. Elk van die tennisballetjes bevat dan nog eens een kern van zo’n 300 kogeltjes, die bij de aanraking met de grond alle kanten uitschieten. Zeer doeltreffend dus. Als je doel is om zoveel mogelijk slachtoffers te maken in ieder geval.

De rest van de geschiedenis is gelijkaardig aan die in Vietnam. Amerikanen vertrekken, communisten nemen over en onderdrukken de bevolking. Sinds een aantal jaren is de economie hier ook geopend naar de buitenwereld, maar dat heeft voorlopig niet zoveel effect gehad, hetzij dan dat (zoals in haast alle ontwikkelingslanden) de Chinezen hier en masse de natuurlijke rijkdommen uit de grond aan het halen zijn. En dat is dan weer voornamelijk goed nieuws voor de bankrekeningen van de overheidsambtenaren die in deze deals verweven zitten. Naar de gewone bevolking vloeit er nauwelijks iets terug.

Toch was het niet allemaal armoe troef wat we in Laos zagen. Vientiane, onze eerste stop bleek een heel mooie stad. Bijna enkel laagbouw, brede boulevards, niet teveel verkeer en een aantal mooie tempels. Aan de grensovergang hadden we een Amerikaan leren kennen, Michael, die al twee jaar als opvoeder werkte in een kostschool in Chiang Mai en nu op de halfjaarlijkse trip naar Laos was om zijn visum te vernieuwen. Onze twee dagen in Vientiane brachten we met hem door. Door al het gepraat liepen onze etentjes wat langer uit dan vooraf gepland en dus was er eigenlijk wat te weinig tijd om de stad aan een grondig bezoek te onderwerpen. We wandelden wel wat af, huurden ook twee fietsen en verkenden de omgeving. De tempels bleken gesloten op de dag dat we hen wilden bezoeken en dus werd het enige bezoek dat we brachten dat aan het nationaal museum. Buiten het feit dat het museum niet al te best onderhouden was, bleek de collectie wel de moeite. Chronologisch werden we geleid door de geschiedenis van Laos, van de oudheid over de Amerikaanse oorlog (al werd die wel weer heel eenzijdig beschouwd) tot het hedendaagse Laos, allemaal voorzien van goeie Engelstalige duiding. Erg ruime collectie ook, zodat we het einde in sneltempo moesten afhaspelen.


Michael met ons in een Belgisch café

Laotiaanse oprechtheid. Plakt tegen het monument van de foto hierboven


Van Vientiane zouden we naar Vang Vieng gaan, volgens onze reisgids een stad met mooie karstrotsen en waar er mogelijkheid was tot avontuurlijke activiteiten. Het was schrikken toen we de bus opstapten, want die zat afgeladen vol met jonge (+/- 20 jaar oud), blanke en voornamelijk schaars geklede toeristen. Dat hadden we in lange tijd niet gezien en dus begonnen we wat onraad te ruiken. Elisabeths vader had twee weken voor datum nog een reportage gezien op de televisie over een plaats in Laos waar er een soort wetteloosheid gold en er a volonté drugs te verkrijgen waren. Bij aankomst werd ons vermoeden bevestigd. Als volleerd onderzoeksjournalist liet ik me even gaan op het internet. Blijkbaar kwam er hier zo’n tien jaar geleden iemand op het idee om binnenbanden van tractoren te  verhuren om de stroom mee af te varen. Dat bleek een goudmijn. Via mond-aan-mond reclame verspreidde het fenomeen (dat ‘tubing’ werd gedoopt) zich snel onder rugzaktoeristen. Dat trok hoteluitbaters allerhande aan en er werden verschillende barretjes geopend aan de oevers van de rivier, waar er emmers (letterlijk!) met lokale whiskey verkocht werden voor slechts anderhalve euro. Ook andere drugs deden er snel hun intrede. De politie ontving waarschijnlijk een deel van de koek en liet gebeuren wat er gebeurde. De lokale bevolking werd er overheerst door de toeristen. In het hoogseizoen vind je er gemiddeld 15 toeristen tegenover één autochtoon. De cocktail van drugs en alcohol met de aanwezigheid van water (en kabelbanen die erover werden gespannen) hadden het te verwachten effect: zo’n 30 buitenlandse toeristen kwamen er jaarlijks om het leven.

Dat bracht uiteraard de nodige negatieve publiciteit met zich mee en het land besliste uiteindelijk in september 2012 (wellicht door de enorme buitenlandse druk) om paal en perk te stellen aan de zaak. Het ontruimde de oevers, stelde een avondklok in en ging de drugshandel beter in de gaten houden. Het tuben werd aan banden gelegd en de kabelbanen verboden.

Toen wij er waren (aan half jaar na de opruimingsactie) was het er inderdaad rustiger. Er werd nog wel getubed, er waren nog wel enkele barretjes aan de oever (wellicht wat verderaf dan voorheen) die drank verkochten. Ook vond je op de menukaarten nog weedpizza’s, opiumthee en magic mushrooms zoveel je wilde. Het grote verschil wellicht is dat er geen nachtelijke feestjes meer werden gehouden, al kan dat ook een beetje gelegen hebben aan de tijd van het jaar (laagseizoen) dat we er waren.

Wij bleven in ieder geval weg van de drugs, al waagden we ons ook wel een keertje aan het tuben. Niet op de rivier, maar in een van de vele grotten die de omgeving rijk is. We schreven ons in voor een dagprogramma, waarbij we naast het grottenbezoek ook nog op de rivier gingen kayakken. Het leukste van die dag was dat we dat alles deden met een groep en dat die groep bestond uit erg leuke mensen. Enkele Thai, een Koreaan (die deksels veel op PSY leek), een Japanner en twee Chinezen. Weer viel ons op hoe aangenaam en lief de Thai zijn. Hoewel wij wellicht een veelvoud verdienen van hen, waren zij het toch die ons per se wilden trakteren op een drankje. Er eentje terugtrakteren was uitgesloten.

Het goede aan zulke toeristische plaatsen is dat er steeds veel goedkope en goeie accommodatie is en ook het aanbod aan restaurants is vaak verbluffend (en gericht op westerlingen). We aten in een Iers restaurant een Irish stew en Cottage Pie. Hmmmm. Nadien begaven we ons nog even naar een van de tientallen barretjes, waar je enkel ligstoelen vind en er continu herhalingen spelen van Friends, South Park en andere series. (De hemel, Maxime?)

De westerse toerist





Een vol dagje in Vang Vieng leek ons wel voldoende. Daarna trokken we wat meer naar het oosten, richting Phonsavan. Laos is nogal bergachtig en doordat je enkele passen over moet duurt het wel even vooraleer je op je volgende bestemming bent. Die ritten zijn overigens enorm oncomfortabel. De bussen die hier rondrijden zijn vaak van bedenkelijke kwaliteit en de wegen mogen dan wel beter onderhouden zijn dan vele anderen in Zuid-Oost-Azië, ze slingeren zich in ontiegelijk veel bochten door het landschap, zodat haast iedereen er misselijk van wordt. De hele rit door zitten er dan ook mensen over te geven, in plastic zakjes of gewoon door het open raam. Gezellig.

Na een vijf uur durende rit kwamen we aan op onze bestemming. Phonsavan is eigenlijk een dorpje waar niet veel te bezichtigen valt en alle toeristische infrastructuur is er terug te vinden in één straat. De reden dat we hier naartoe kwamen (en vele anderen) bevindt zich in haar omgeving. Daarin werden in het begin van de twintigste eeuw een heel aantal uit zandsteen vervaardigde kruiken teruggevonden, die tot 3 meter hoog kunnen zijn. Enkele duizenden van die kruiken, die zouden dateren uit het stenen tijdperk, liggen er verspreid over zo’n negentig sites. Over het doel van die kruiken en het waarom van hun aanwezigheid bestaat tot op vandaag geen uitsluitsel, wat hun ietwat mystieke uitstraling alleen maar extra voedt. De meest plausibele theorie is dat het om oude begraafplaatsen zou gaan, aangezien er overschotten van menselijke resten werden teruggevonden in enkele van hen.

De meest toegankelijke sites zijn de nummers 1, 2 en 3 die allemaal vlot bereikbaar waren vanuit uitvalsbasis Phonsavan. Wij wilden echter niet enkel de potten bekijken, maar gelijk van de gelegenheid gebruik maken om ook een stukje van de Laotiaanse ongerepte natuur mee te pikken. Daarom verkozen wij om eerst site 52 te gaan bezichtigen, die zich midden in de jungle bevindt. Daarbij was er echter één groot probleem, waarover we ons eerst wat beter dienden te informeren. Laos is zoals hierboven reeds gezegd een strijdtoneel geweest van de Vietnamoorlog en de vlakte der kruiken waar we ons bevonden was hierin het doelwit bij uitstek gebleken van de Amerikaanse imperialistische agressor (zoals men er hier in musea naar verwijst) om de inhoud van hun B52’s op leeg te gooien. Ergo: 270 miljoen clusterbommen werden hier gedropt, waarvan naar schatting zo’n 30 procent om allerhande redenen nooit tot ontploffing kwam. Jaarlijks sterven er nog tientallen Laotianen en raken er honderden zwaargewond (met vaak amputaties tot gevolg) doordat zo’n bom alsnog ontploft. Vele potentiele landbouwgronden zijn voor de bewoners, die het vaak al niet makkelijk hebben, niet bewerkbaar omwille van mogelijke aanwezigheid van de bommen en zo houdt het verleden de ontwikkeling hier tegen. In ons geval wilden we dus wel eerst eens polsen of onze tocht, die ons drie uur door de dichte jungle zou leiden, wel zo veilig was. Dat bleek geen probleem volgens onze gids en dus stemden we (met toch een beetje knikkende knieën) in voor dit avontuur.

’s Morgens werden we in het hotel afgehaald door onze gids, Tubi. Met de auto werden we vervolgens gebracht tot op het punt waar we de bewoonde wereld voor even zouden verlaten. Op dat punt lag ook een dorp dat, zo kregen we te zien, al het metaal dat afkomstig was van de bommen die hier jaren geleden werden gedropt, gerecycleerd had tot steunbalken voor het huis of tot potten voor de planten. Een merkwaardig zicht.



Bomkraters

Van daar trokken we de jungle in en zou het drie uur wandelen worden eer we op onze overnachtingsplaats Ban Pakeo aankwamen. Ban Pakeo is een dorp van de Hmong, een etnische minderheid in Laos die de mongolen tot haar voorvaderen mag rekenen. Hierin lag eigenlijk ook onze tweede twijfel om deze tocht aan te vatten, omdat we hadden gelezen dat de relatie tussen de Hmong en de Laotiaanse overheid nogal vertroebeld is. Omdat de Hmong vonden dat deze laatsten hun rechten vaak niet respecteerden, kozen zij tijdens de Vietnamoorlog de kant van de Amerikanen. De CIA leidde hen op als speciale eenheid en vele van hun landgenoten kwamen door hen aan hun einde. Ten tijde van de economische crisis in de jaren negentig laaiden die gevoelens weer op en 2 Zwitserse toeristen werden door de Hmong om het leven gebracht. Maar ook hier verzekerde onze gids dat deze toestanden tot het verleden behoorden. Toch konden we ons niet bepaald van de indruk ontdoen dat de Hmong niet echt enthousiast werden van buitenlandse gasten. Overal waar men ons zag, riepen de kinderen ons ‘Mica’ na, het Hmongwoord voor Amerikaan. Achja. Dat dorp was trouwens niet al te groot. Zo’n driehonderd mensen leven er kort bij elkaar in behoorlijk stevig uitziende in elkaar getimmerde houten hutten. De dieren, wat kippen, varkens en honden liepen er temidden van de kinderen die net thuis waren omdat het weekend aangebroken was. Weekend is voor hen wel vrij relatief. Het is de periode waarin ze niet naar school moeten. Of mogen eigenlijk, want het alternatief is rond 3u30 uit de veren, een wandeling van enkele uurtjes naar de landbouwgronden van de familie, rijst oogsten en zakken vullen en dan met die zware zakken terug naar het dorp. En die kinderen doen dat op leeftijden waarop wij zouden twijfelen of we ze wel al uit een glazen beker zouden laten drinken. Op onze terugweg de volgende dag kwamen we drie van hen tegen, vermoedelijk zo’n 6, 8 en 10 jaar oud.




Het dorp was de eerste dag evenwel niet onze finale stop. Nadat we onze zakken in onze hut hadden afgezet, trokken we nog een uurtje en half verder het bos in. Toen, in the middle of nowhere, stootten we plots op een plaats waar zich op een kleine ruimte tientallen stenen potten bevonden: jarsite 52, één van de vier jarsites waar al het explosief materiaal reeds was opgeruimd. Eigenlijk vrij merkwaardig dat net deze site van haar explosief materiaal was ontdaan, gelet op haar ligging, zo ver van de bewoonde wereld. De trek die wij deden werd bovendien maar een tweetal keer per maand geboekt. Toen onze grootste angst voor explosieven eenmaal gesust was, vertelde onze gids een verhaal over hoe hij op dezelfde plaats waar we nu liepen ooit gevolgd was door een tijger. Elisabeth, die nog niet eens met de mogelijkheid had rekening gehouden dat er hier tijgers zaten, was plots niet meer op haar gemak en zou even later zelfs opperen om morgen langs dezelfde weg terug naar Phonsavan te gaan.

Omdat onze gids ons ook meteen te kennen gaf dat hij een mogelijke tijger wel eventjes tegen de vlakte zou werken bij een eventuele ontmoeting, gaven wij ook deze keer niet toe aan onze angstdemonen en gingen de volgende dag met fris gemoed van start. De weg die we gisteren nog hadden genomen, was diegene die de kinderen haast elke week namen om naar school te gaan (waar ze op internaat verbleven), de weg die we vandaag zouden doen was een veel minder bewandelde variant. Dat was voornamelijk zo volgens onze gids omdat de natuur hier dichter begroeid was en er tijdens de moessons veel meer slangen op de wegen zaten. Slangen?! Achja, buiten de tijgers, clusterbommen en slangen was het er wel heel veilig hoor. De hele weg naar beneden keken we in elk geval zeer goed uit onze ogen en het minste geluid schrikte ons op. Het werd pas helemaal beangstigend toen we een aardverschuiving op onze weg aantroffen en we een alternatieve route moesten nemen. Tubi die relativeerde alles met de glimlach en hij vertelde dat er al 10 van zijn vrienden waren omgekomen door onontplofte clusterbommen. De dood leek voor hem veel minder schrikwekkend dan voor ons.

De wandeling was wel heel mooi. We volgden een smal paadje dat midden door het bos sneed, nu eens bergop, dan weer bergaf. Soms moesten we een rivier oversteken op een ineengekunstelde brug (lees: twee langs elkaar liggende balken). De weg bracht ons langs een waterval, langs bomen met mooie bloesems, langs rijstvelden en langs bebouwde akkers. De landbouwtechniek die de Hmong hier toepassen heet slash and burn en is eigenlijk zeer letterlijk te nemen. Eerst hakken ze al de bomen en struiken die op een bepaalde plaats staan, die laten ze dan wat drogen in de zon, om ze vervolgens in de hens te steken. De asse die uiteindelijk overblijft zorgt ervoor dat de bodem vruchtbaar wordt. Af en toe kwamen wij ook door zulke gebieden, die dan wel geslashed of net geburned waren. Bijkomend voordeel van deze techniek is dat de vrijgekomen warmte er soms voor zorgt dat de aanwezige clusterbommen exploderen en het gebied bomvrij wordt.





slash and burn


Op het einde van onze tweedaagse tocht brachten we ook een bezoekje aan één van de populairste jarsites, site nummer 1. Het verschil met nummer 52 was immens. Hier had men de jungle volledig verwijderd en lagen de potten te blinken op een voor de rest haast volledig kale vlakte. Dat gaf meteen een heel andere aanblik. We maakten er een kort wandelingetje en keerden terug naar ons hotel.




De dag nadien was het weer lang in de bus zitten, want we zouden ons naar het noord-westen verplaatsen, met name naar Luang Prabang, jarenlang de hoofdstad van het gelijknamige koninkrijk en ook na de eenmaking vervulde ze lange tijd die rol. Dat was er dan ook aan te merken. Luang Prabang was voor ons een aangename verrassing. Nog rustiger dan Vientiane en nog mooiere architectuur (vaak prachtige koloniale gebouwen). Onze lonely planet raadde aan om het hier rustig aan te doen en te genieten van de stad. Wie zijn wij om hen tegen te spreken?! We bezichtigden er de belangrijkste boeddhistische tempel en voor de rest flaneerden we door de straten, nestelden ons in cafeetjes en gingen er uitgebreid eten met zicht op de Mekong.









Hoewel men ons op voorhand altijd had voorgehouden dat Laos een van de armste (zoniet het armste) land van de regio is, hebben wij daar een andere indruk over gekregen. Uiteraard zijn we slechts vier plaatsen gaan bezichtigen en zaten daar de twee belangrijkste steden bij, maar toch zagen we tijdens onze busritten en op de ‘armere plaatsen’ die we wel hebben aangedaan andere tekenen. De Laotianen lijken ons veel verzorgder dan alle ander volkeren die we tot hiertoe zagen. Nergens hebben we overal zoveel was zien drogen en nergens droegen de mensen zo’n propere kleren. De mensen hadden bovendien de gewoonte om zichzelf steeds voor het avondeten te wassen. En hoewel hun huizen vaak slechts uit hout bestaan, zijn die altijd stukken beter verzorgd dan die in Cambodja, Myanmar en zelfs Vietnam. De Laotianen worden weleens verweten niet zulke harde werkers te zijn, maar wij hebben de indruk dat, wanneer ze niet met economische activiteiten bezig zijn, ze zich voornamelijk op het onderhoud van hun leefwereld richten. Het gevolg is dat we langs de buitenkant veel minder armoede konden vaststellen dan elders.

Wij vonden Laos een schitterend land, voor zover we daar een oordeel over kunnen en mogen vellen. De mensen zijn er rustig en vriendelijk, hun twee grootste steden zijn pareltjes en er is nog niet zoveel verkeer. Dat alles maakte dat wij in Laos een hele leuke tijd hebben beleefd en dat we er later met plezier nog eens zouden willen terugkeren. Hopelijk dan om het zuiden eens van naderbij te bekijken. 

2 opmerkingen:

  1. Hoi Elisabeth & Wannes!
    Jullie hebben er zeker een ongelofelijke tijd beleefd!
    Ik heb af en toe wat post van jullie kunnen onderscheppen.
    Wanneer jullie terug in België zijn, dan knn jullie er altijd om komen in de Lemméstraat!!

    Groetjes,
    De bovenbuurvrouw van de Lemméstraat: Lien.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Hey Lien!
      Bedankt voor je berichtje én voor het bijhouden van onze post, da's heel lief! :)
      Wij zijn ondertussen net een dagje in België. Nog even aanpassen dus.
      Tot binnenkort eens in de Lemméstraat!
      Elisabeth en Wannes

      Verwijderen