zondag 9 juni 2013

Blogpost 17 Zuid-West-China

Hallo!

Drie maanden en half waren verstreken tussen onze twee passages in China en gedurende heel deze tijd hadden wij reikhalzend uitgekeken naar onze terugkeer. Wanneer we onderweg met mensen praatten over het verloop van onze reis was altijd goed te merken hoe enthousiast we beiden waren wanneer China over de lippen ging. Die fantastische mix van eeuwenoude cultuur, prachtige natuur en heerlijk eten riep enkel positieve gedachten op. Het was dus met wat extra adrenaline in het bloed dat we op de 24 uur durende slaapbus stapten naar Kunming.

Meteen werd er een geut realiteit bij onze verbloemde herinneringen gegoten. De boertigheid van de gemiddelde Chinees werd aan de grensovergang nog eens dik in de verf gezet. Iedereen drumde van jewelste en stak elkaar voor in de rij. Omdat wij ons van dat kinderachtige gedoe wat afzijdig wilden houden schoven wij dan maar als laatste aan. Dat was echter tegen de zin van onze busbegeleider die zich ostentatief kwaad maakte tegen ons omdat we als laatste aan de bus arriveerden. Ook maakten we meteen weer kennis met de luidruchtigheid van die goede mensen. Toen de motor ’s avonds even werd stilgelegd omdat we in een tunnel moesten aanschuiven, hield haast de voltallige bus het geluid dat de motor maakte op peil door volle bak scheten te laten. Gezellige jongens.

Wij waren dus heel blij toen we eindelijk arriveerden in Kunming. Wat ons meteen opviel was het grote contrast met Zuid-Oost-Azië. Toen we meer dan drie maanden geleden de omgekeerde beweging maakten, was ons het verschil veel minder duidelijk opgevallen, waarschijnlijk omdat we Vietnam binnenreden en dat nog een vrij ontwikkeld land is. Maar nu we vanuit Laos kwamen trokken we onze ogen wagenwijd open. Waar je ginds nog overal kabels in het straatbeeld ziet, zijn die in China netjes verwerkt in de ondergrond. Ook zagen we opnieuw hoogbouw en brede straten, zelfs viaducten! Het is merkwaardig hoe snel je vergeet wat je al die jaren gewoon bent te zien...

 Kunming is een stad van anderhalf miljoen inwoners, naar Chinese normen middelgroot. Veel is er eigenlijk niet te zien, maar de stad wordt wel als hub gebruikt voor een heleboel reizen naar het zuiden. Toen de Franse Indochina koloniseerden was Kunming en haar omgeving hetzelfde lot beschoren. Dat zie je hier nog wel in het straatbeeld, vooral aan de tientallen Franse bakkerijtjes. Toen wij meteen van de gelegenheid gebruik maakten om nog eens een croissant naar binnen te duwen, kwamen we nog eens een Belg tegen die net hetzelfde van plan was. Onze landgenoot was ooit met de fiets door Vietnam getrokken en toen zijn visum afliep de grens over getrokken. Daar was hij klaarblijkelijk blijven plakken. Hij woonde hier nu al twee jaar en werkte als freelance vertaler. Voor de rest van de dag huurden we fietsen, maakten een toertje om het meer in de binnenstad én deden ons nog eens tegoed aan die lekkere Chinese kost! 




Toen we die dag een treinticket wilden boeken naar onze eerstvolgende bestemming bleek dat alle nachttreinen van de komende week al volzet waren. Dat had twee gevolgen: we zouden met de dagtrein naar Dali reizen en we besloten om onze reisweg voor de komende tien dagen te betonneren door al treintickets aan te schaffen voor de volgende week. De belangrijkste knoop die dan moest worden doorgehakt was of we een noordelijke route zouden kiezen die ons langs een (naar het schijnt enorm prachtige) weg door de bergen zou leiden, maar die ons ook 5 halve busdagen zou bezorgen, of zouden we voor de makkelijke weg kiezen, wat betekende dat we opnieuw via Kunming zouden moeten gaan, maar waardoor we het wel wat rustiger aan konden doen en we vooral de slaaptrein (of -bus) konden nemen. Hoewel we echt laaiend positieve kritieken lazen op verschillende fora, verkozen we om de bergachtige weg maar links te laten liggen in de wetenschap dat we met Nepal en Tibet binnen enkele maanden al genoeg van dat moois te zien zouden krijgen. Reizen is kiezen en kiezen is verliezen. (Wat uiteraard niet wil zeggen dat reizen verliezen is, zo werkt dat natuurlijk niet).

De route zou er dus als volgt gaan uitzien: na Kunming twee daagjes Dali, vervolgens een dagje Lijiang om van daaruit de Tiger Leaping Gorge te gaan bewandelen en door te reizen naar Shangri-La. Van daaruit zouden we dan met de nachtbus terugkeren naar Kunming, waar we opnieuw een nachttrein zouden nemen naar Chengdu. Daar zou het vliegtuig ons op 31 maart naar India brengen. (Ja, ik weet het, we zitten wat achter met ons verhaal).

Dali werd dus de eerste stop in Zuid-West China. In de loop der jaren was deze stad dankzij haar unieke ligging (aan een meer en omringd door bergen) uitgegroeid tot één van de backpackersplaatsen bij uitstek. De laatste jaren was dat echter omgeslagen en nu is Dali één van die plaatsen die elke toerist die het zuiden van China aandoet, gegarandeerd bezoekt. De twee meest populaire activiteiten zijn gaan wandelen in de bergen die ten westen van de stad liggen en waar mooie kloosters op werden gebouwd. De andere is een fiets huren en rond het meer (of toch een stuk ervan) gaan fietsen. Op die manier kom je langs allerlei dorpjes en akkers. Wij lieten de bergen nog even links liggen en kozen voor de fiets. Dat bleek zeker geen verkeerde keuze, want de omgeving toonde zich wondermooi. Een Amerikaanse vergezelde ons. Op de terugtocht was het wel nog even doorduwen toen we een hagelbui over ons heen kregen en we ons moesten reppen om voor het donker terug te zijn.







Onze beste herinneringen aan Dali hebben echter niets te maken met de omgeving of het gezelschap, maar alles met de plaats waar we verbleven. De ‘sleepy fish lodge’ heette ons hotel en dat was helemaal naar onze smaak. Mooi ingerichte kamers, grote ramen en een gezellig terrasje. En aanpalend had je het restaurant dat ingericht was als een echte huiskamer, grootmoeder incluis. De zaak werd gerunt door een Britse vrouw, die toen haar moeder slecht te been werd, erin slaagde haar te overtuigen om bij haar in China te komen wonen. Bij een geweldig lekkere pizza hadden we een fijn gesprek met haar. Het deed ons weer even verlangen naar thuis.

De volgende ochtend kwam de bus ons al oppikken om ons naar onze volgende bestemming te brengen, Lijiang. We zaten nu al echt in de uitlopers van het Himalayagebergte en hoogteziektegewijs deden we het uitstekend. De belangrijkste regel, geleidelijk aan stijgen, namen we in acht. Dali lag op 1900 meter, Lijiang op 2400 m. Lijiang kan nog het best vergeleken worden met Venetië, al zegt dat nu ook weer niet zoveel. Venetië moet zowat de meest vergeleken stad ter wereld zijn. Toch waren er veel raakpunten: mooie architectuur, smalle straatjes, enkele kanaaltjes en vooral veel, heel veel winkeltjes.










’s Morgens in de vroegte vertrokken we dan vanuit Lijiang naar Qutiao, het dorp dat als vertrekpunt van de trekking door de Tiger Leaping Gorge (TLG) wordt gezien. De TLG moet zowat de bekendste en populairste trekking van heel China zijn, en dat bleek niet zonder reden. De 20 kilometer lange route neemt je mee omhoog langs een diepe kloof die de Yangtze-rivier er heeft uitgeschuurd. Beneden zie je deze reus de hele tijd met zijn krachten woekeren, heel spectaculair.

Je kan kiezen over hoeveel dagen je je wandeling spreidt. Wij hadden niet al teveel tijd dus kozen we ervoor om de weg in twee dagen af te haspelen. Dat was eigenlijk heel goed te doen en gezien de afstand vond ik het aanvankelijk een raar idee dat mensen ervoor kozen er langer dan dat over te doen. Maar vanaf we vertrokken begon ik snel in te zien dat dat helemaal niet zo’n gek idee is. De omgeving is namelijk zo mooi dat je je op verschillende plaatsen gerust enkele uurtjes kan neervlijen om van het uitzicht en de relatieve rust te genieten. Relatieve rust, want om de zoveel tijd tref je wel een groepje rugzaktoeristen aan. Wij waren er in het laagseizoen en ik gok dat er samen met ons zo’n 50-tal andere wandelaars in de weer waren. Dat is niet zo weinig, maar toch weer minder dan ik vooraf had ingeschat. Het voordeel van die aanwezigheid is dat er je gegarandeerd een leuke avond te wachten staat op de berg. Met 15 man rond de tafel, verschillende schotels delen en dan maar ouwehoeren.










De eerste dag wandelden we zo’n 5 uur en de volgende dag stond hetzelfde op het programma. Aan het begin van de eerste dag hadden we kennisgemaakt met een Chinees, Li Fei, die vrouw en kind in Guangzhou had gelaten om de kloof alleen te komen bewandelen. Omdat er in het verleden wel eens toeristen werden aangevallen op dit pad, vroeg hij of het oké was om ons te vergezellen. Uiteraard was dat geen probleem voor ons, maar ik waarschuwde hem er wel voor dat onze conditie nu ook weer niet zo schitterend was en dat we de wandeling op een gematigd tempo wilden volbrengen. Al snel bleek echter dat die waarschuwing volkomen overbodig was geweest. Het waren integendeel wij die op geregelde tijdstippen even halt moesten houden om hem op te wachten. Li Fei bleek wel een geweldig aimabele kerel en we hebben ons kostelijk geamuseerd met hem.

Ook de tweede dag vervoegde hij ons en tegen de middag hadden wij onze vijf uur wandelen er uiteindelijk op zitten. Na het middageten kozen we er dan nog voor om via een systeem van aangelegde trappen in de bergwand af te dalen naar het niveau van de rivier. Dat bleek geen sinecure en vooral het terug omhoog klauteren was erg vermoeiend. Wat we voor onze inspanningen in de plaats kregen was niets minder dan indrukwekkend. De kracht die het water ontwikkelde op nog geen tien meter voor onze ogen was ongelooflijk. Gehypnotiseerd stonden we enige tijd met open mond te kijken naar al dat natuurgeweld. Spreken tegen elkaar was hoe dan ook uitgesloten door het enorme kabaal dat het inslaande water tegen de rotsen maakte.










Nog voor dat we opnieuw op adem waren gekomen van onze inspanningen zaten we al op de bus die ons naar de volgende bestemming moest brengen, Shangri-La. Sommigen van u zullen bij het horen van die naam wellicht een aha-erlebnis hebben. Dat komt ongetwijfeld doordat u Lost Horizon, de bestseller van James Hilton ooit in sneltreinvaart hebt uitgelezen. In dit boek beschrijft de auteur een fictief verborgen paradijs, ergens op de rand van het Himalayagebergte. U kan het wellicht zelf zo onnozel niet bedenken, maar sindsdien zijn er tal van steden die op basis van dat boek claimen de stad te zijn die erin wordt beschreven. En als een Chinees poen ruikt, dan gaat hij er ook voor. De overheid liet in alle kranten publiceren dat Shangri-La gevonden was en dat het de stad betrof die op dat moment nog Zongdian werd genoemd.
We waren dus wel wat op onze hoede voor het commerciële karakter van deze stad, zeker gezien dat bij Dali en Lijiang ferm de pan uitswingt. Toch bleek dat helemaal onterecht, en wat ons betreft mag Zongdian terecht als Shangri-la door het leven. Hoewel er in het centrum inderdaad een aantal winkels en restaurants te veel staan, is de omgeving errond meer dan de moeite waard. Met ons favoriete transportmiddel de fiets, maakten we een uitstapje naar een nabijgelegen meer, het Napa Hu. Hoewel het meer wegens het droog seizoen niet volledig meer gevuld was, hadden we er nog steeds een dagtaak aan om eromheen te fietsen. Het uitzicht was er schitterend. We kwamen voorbij tal van Tibetaanse dorpjes, de huizen allemaal opgetrokken in eenzelfde kenmerkende stijl: zwarte daken en beige geplamuurde muren de licht naar binnen hellen. We kwamen ook voorbij een grote steppe, met reusachtig veel grazende paarden en buffels en hier en daar vergezelde een zwijntje ons op ons traject.













Op de busrit tussen het einde van de Tiger Leaping Gorge en Shangri-la hadden we sinds lange tijd nog eens de gelegenheid gehad om kennis te maken met een stel Belgen, Sarah en Pieter. Met dit koppel, afkomstig uit het Leuvense, maar woonachtig in Mechelen bleek het goed te klikken. De eerste avond hadden we al samen gedineerd (met ook nog een trio Tsjechen) en na onze fietstocht begaven we ons naar een restaurant, waar zij enkele tellen na ons ook arriveerden. We brachten opnieuw de avond samen door met een Tibetaans feestdis en een plaatselijk snow-biertje.

De volgende dag – en meteen onze laatste in Shangri-La – planden we een bezoekje aan het plaatselijke boeddhistische klooster. Nadat we echter een halve voormiddag hadden voorbijgetreuzeld, restte ons nog weinig tijd toen we eenmaal aan de toegangspoort naar het klooster aankwamen. We moesten immers een halfuurtje later alweer terugkeren en voor die tijd wilden we de betrekkelijk hoge toegangsprijs niet meer neertellen. We probeerden nog gratis binnen te glippen, maar een overopmerkzame wachter riep ons tot de orde. Dan maar onverrichterzake terug naar het hotel. Valiezen pakken en vervolgens naar de bushalte waar we de slaapbus namen, opnieuw naar Kunming.

Die reis verliep zeer vlot en onze aansluitende nachttrein naar Chengdu werd ondanks een uit de hand gelopen McDonalds-pitstop toch ternauwernood gehaald. De volgende middag reed onze trein het station van Chengdu al binnen. Op weg naar ons hostel maakten we in het straatbeeld al kennis met wat Chengdu wereldwijd om bekendstaat: haar pandareservaat. Alles wat hier commercieel getint is, is ofwel vernoemd naar een verbastering van het woord ‘panda’ of heeft wel een pandabeer in haar logo. Geruime tijd hebben we nog getwijfeld of we ons wel zouden laten overtuigen om naar de panda’s te gaan kijken, maar uiteindelijk zijn we maar gezwicht onder de druk van het toerisme. Dat speelt ons nu en dan wel eens parten. Keuzes die we hier maken aan onszelf verantwoorden blijkt soms problematisch. Pandaberen zeggen ons in se niet zoveel, maar wanneer we ons dan bedenken dat het misschien een van de enige keren is dat we de beestjes ooit in levende lijven zullen aanschouwen, blijkt onszelf overtuigen om in plaats daarvan een museumbezoek te doen erg moeilijk. Ook luxeproblemen zijn problemen.



Voordat we de dierenvriend in onszelf zouden bovenhalen bezochten we de namiddag van onze aankomst eerst de stad. Opnbieuw werden we sterk gewaar dat wij echt wel houden van grote steden. En een grote stad kan je Chengdu met haar vijf miljoen inwoners wel noemen. De levendigheid die er heerst gecombineerd met de structuur die in de stad is aangebracht om al deze mensen zo comfortabel mogelijk met elkaar te laten samenleven, daar houden wij van. We brachten ook een bezoek aan één van de vele gezellige parkjes die je in het centrum kan terugvinden. We kwamen er in contact met een aantal zeer fitte vijftigers en we werden er uitgenodigd om met hen te dansen. Elisabeth kon dat aanbod uiteraard niet afslaan. Iets verderop was iemand in de weer met een zweep, wat verder stond iemand muziek te maken en in een aanpalend perkje werkten wat oudjes hun dagelijkse rondje Thai Chi af. Allemaal heel gezellig en voor we het wisten viel de nacht en keerden we met een pareltje van een metro terug naar ons hostel.











Na het ontbijt was het dan tijd om ons geweten te gaan sussen en begaven we ons naar het pandareservaat. Men had ons gezegd om zeker niet te laat te gaan kijken, omdat de beren na hun ontbijt hun ogen dicht doen en meteen een einde maken aan hun dag. Na wat geharrewar met de bussen kwamen we aan de poorten van het reservaat. Een korte wandeling bracht ons al gauw bij de panda’s. En we waren op tijd hoor, want we zagen ze lustig eten van hun bamboestengels. Een videofilm in het bezoekerscentrum lichtte ons in over de levenswandel van deze toch wel bijzondere beesten. Wanneer ze geboren worden wegen ze bijvoorbeeld maar een hondertal gram. Ze zijn dan nog eigenlijk totaal nog niet ontwikkeld, ze zien helemaal roze en lijken op een foetus. Wanneer er twee beren geboren worden dood de moeder er overigens sowieso één, waarmee het zelf niet echt meewerkt aan het voortbestaan van haar soort. In vroegere tijden waren biologen het er niet over eens tot welke familie de panda precies hoorde. Nu staat vast dat zij en tak zijn van de berenfamilie en dat zij zich, naarmate de tijd verstreken is, om een of andere reden hebben omgevormd van carnivoor tot herbivoor. Nu is het einige voedsel dat de panda aanraakt bamboe, een harde grassoort die eigenlijk haast geen voedingsstoffen bevat. Van alle bamboe die de panda naar binnen steekt, slaagt zijn lichaam er dan nog in om slechts 20% ervan te verwerken. Resultaat is dat de panda gigantische hoeveelheden bamboe moet vreten om te overleven. Omdat hij hieruit zo weinig energie haalt, doet hij buiten eten niets anders dan slapen. U merkt al meteen waarom er nog zo weinig beren rondlopen. Bamboe wordt schaarser, het bloeit om de x-aantal tijd waardoor het oneetbaar wordt en de pandamoeder doodt de helft van haar jongen. Daar bovenop komt nog eens dat de panda zeer kieskeurig is qua partnerkeuze en slechts een bepaalde periode per jaar vruchtbaar is. (Merk ook de parallellen op met de berensoort Maxime Wauters)

Het bezoek aan het centrum was eigenlijk best wel aangenaam. De tuinen zijn er goed onderhouden, de sfeer is er rustig en het is best wel leuk om de dieren aan het werk te zien. Twee zeer jonge pandabeertjes voerden zelfs een klein showtje op voor ons. Telkens de ene op een ladder wou klimmen beet de andere hem in de knie, waardoor hij niet meer verder raakte. Dat alles tot groot jolijt van de omstaanders natuurlijk.






Na dit bezoek brachten we wat tijd door op een manier zoals veel inwoners van Chengdu het doen: babbelend, lezend of spelend van een thee slurpend in één van de talloze theehuizen die de stad rijk is. En ondertussen uiteraard onze ogen goed de kost gevend, kijkend hoe het leven er aan toe gaat voor de inwoners van deze grote stad. ’s Avonds hadden we nog een leuke ontmoeting in het vooruitzicht. Tine, een vriendin van Elisabeth had tijdens haar erasmusjaar in Zweden kennisgemaakt met de Chinese Yu, die op dit eigenste moment werkte voor een organisatie die gehuisvest is in Chengdu. Via Tine hadden we een afspraak met haar geregeld, wat ons de gelegenheid zou geven om nog eens uitgebreid van gedachte te wisselen en een heleboel bij te leren over het leven in China van iemand die ook nog eens behoorlijk Engels spreekt. Onze ontmoeting met Yu was echt een voltreffer. Naast het feit dat ze zeer charmant is, is Yu ook erg welbespraakt, intelligent en heeft ze een goeie kijk op de dingen. Ze nam ons bovendien mee naar één van de vele huisrestaurantjes die er in Chengdu te vinden zijn. Dat zijn eigenlijk gewoon appartementen waarin een tafeltje of vier is gezet. Van buiten uit wijst niets erop dat hier een eetgelegenheid is, er is geen enkele vorm van publiciteit. De enige manier dat je van het bestaan ervan kan afweten is via mond-aan-mond reclame, wat het praktisch onmogelijk maakt voor buitenlanders om hier ooit de voeten onder tafel te schuiven. Het eten was er uitstekend, evenals de rest van de avond.






In onze aanvankelijke planning van enkele maanden eerder was de volgende dag normaal voorzien om met de trein van Chengdu af te reizen naar Tibet. Half januari kregen wij echter bericht dat Tibet met onmiddellijke ingang afgesloten werd voor buitenlandse toeristen. Er werd ook nog bij vermeld dat deze sluiting op zijn minst tot de eerste week van april zou duren. Het leek ons op dat moment niet zo’n goed idee om het erop te wagen dat Tibet alsnog vervroegd zou opengaan. Als dat niet het geval was dan zaten we vast in China en zouden we wellicht een heel duur vliegtuigticket moeten aanschaffen om verder te raken. Ook mede doordat we intussen een afspraak hadden gemaakt met Rik en Nouchka (vrienden uit België) boekten we dan maar een vliegtuigticket naar India. Tibet zou dan maar moeten wachten tot na Nepal. 31 maart werd dus de dag waarop we ons vliegtuig moesten nemen in Chengdu. Daar kon helaas niets meer aan worden veranderd toen we in Chengdu alsnog te horen kregen dat Tibet opnieuw toegankelijk werd voor buitenlanders vanaf 1 april. Goeie grap.


Ons tweede bezoek aan China was niettemin echt de moeite waard. Hoewel we sinds onze vorige doortocht wel al een aantal mindere kantjes van het land schenen te zijn vergeten, was ons positief beeld dat we hadden overgehouden eigenlijk helemaal niet zo overdreven. De eeuwenoude cultuur, het overheerlijke eten en de interessante manier van leven spreken ons zo hard aan dat we nu al redelijk overtuigd zijn dat we hier in de (verre) toekomst nog wel eens zullen komen kijken.

Tot de volgende post uit India!

3 opmerkingen:

  1. Schitterende foto's, heerlijk om bij weg te dromen en dat voedt de drang om weer op reis te willen vertrekken! Mallorca heeft ook mooie bergen, maar deze overtreffen!!
    Nu nog het hele avontuur van jullie proberen door te nemen, want werkelijk, het zijn mooie en boeiende opstellen ;-)

    Het gaat jullie goed,
    veel plezier! :-)

    Xx Isis

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Het is een huizenhoog cliché, maar de tijd vliegt echt genadeloos voorbij. Shangri La is ondertussen al bijna 4 maanden geleden en we zijn stilaan opnieuw aan het plannen voor volgend jaar :) De Azië microbe heeft ons te pakken, dus wat de richting betreft hebben we wel al een idee. India, Nepal, Tibet, Zuid Oost Azië, Indonesië ... Eens terug gesettled in België moeten we eens afspreken.
    Nog veel plezier in jullie laatste maanden !
    X S & P

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Heel leuk om van jullie te horen :)! Wij zijn ondertussen terug een dagje in België, dus afspreken kan zeker eens! We hebben een enorm leuke tijd om op terug te blikken, en niet in het minst over dat stukje in het zuiden van China! Tot mails dus!
      Elisabeth en Wannes

      Verwijderen