Hallo iedereen!
Alweer drie weken gepasseerd en opnieuw lijkt de tijd een
tandje te hebben bijgestoken. Binnen enkele dagen stappen we het vliegtuig op
om Myanmar te verkennen en wanneer we terug zijn, zitten we al halfweg!
Maar eerst even overlopen wat we sinds onze Cambodjaanse
strandvakantie nog hebben uitgespookt, te beginnen met onze duiktrip. Zoals
gezegd was het de eerste keer dat wij iets dergelijks ondernamen en aangezien
duiken niet helemaal risicovrij is, moesten er nog enkele formaliteiten worden
vervuld alvorens we de oceanen mochten gaan verkennen.
De avond voor ons vertrek werden we een eerste maal op de
duikvereniging verwacht. Daar werd aan de hand van een medische vragenlijst
gecheckt of we wel fysiek geschikt waren. Elisabeth gaf aan soms last te hebben
van haar oren op het vliegtuig en werd prompt naar het dichtsbijzijnde
ziekenhuis gestuurd voor verder onderzoek. Als zou blijken dat ze een
oorprobleem had, waardoor ze de druk van het water niet zou aankunnen, kon de
vereniging het risico niet nemen haar te laten vertrekken. Meegaan om te
snorkelen was dan het alternatief. Gelukkig bleken haar oren pico bello en mocht
ze mee!
De volgende stap was het bekijken van een 40 minuten durende
instructievideo over de risico’s van het duiken en hoe daarmee om te gaan. Dat
werd besloten met het invullen van een korte vragenlijst waarmee werd
gecontroleerd of alles begrepen was. Na het bekijken van de video begrepen we
pas echt dat de hele onderneming niet geheel zonder risico was en Elisabeths
zenuwen namen al lichtjes toe. Het belangrijkste waarop in de video werd
gehamerd, was dat we bij het stijgen steeds moesten blijven uitademen. Je adem
inhouden zorgde ervoor dat de lucht die in je longen zat (en die door de
grotere druk onder water ferm was samengeperst), terug uitzette en in het
slechtste geval kon je op die manier je longen laten stukspringen.
De volgende ochtend werden we om 7u15 op de club verwacht,
vanwaar we per minibus naar de haven zouden rijden en de boot zouden nemen naar
een afgelegen eiland. We maakten er een eerste keer kennis met onze metgezellen
voor die dag. In totaal zouden we met 8 onervaren duikers zijn en twee duikers
met een brevet. Per 4 onervaren duikers werd er ook één instructeur voorzien,
een Schot en een Fransman. De hele duikvereniging was trouwens in buitenlandse
handen, wat ons tot onze schaamte eigenlijk toch ook wel wat geruststelde. De
bootrit naar het eiland duurde twee uur. We kregen er ontbijt en een eerste
instructie waar alles op de boot zich bevond en hoe de dag er zou gaan uitzien.
Na anderhalf uur varen werden enkele mensen stilaan zeeziek. De boot was niet
al te groot en de harde golven deden hem vrolijk dansen op de zee. Een kwartier
voordat we aankwamen was het dan zover, iemand kon zich niet meer bedwingen en
zou alsnog zonder ontbijt het water in moeten duiken. Omdat zulke verhalen de
neiging hebben de persoon in kwestie te blijven achtervolgen zal ik geen namen
noemen.
Soit, toen Elisabeth zich wat beter voelde, trokken we onze
pakken aan, bliezen onze vesten op en lieten ons in het water zakken. Daar
deden we onze zwemvliezen aan en zwommen naar de kust, waar we in het ondiepe
water eerst wat basisvaardigheden onder de knie moesten zien te krijgen voor we
aan het echte werk konden beginnen. Fabrice, onze Franse instructeur was heel
behulpzaam en geduldig en leerde ons om ons mondstuk onder water uit te doen en
opnieuw in te steken en onze bril te kuisen als die aandampte en om het water eruit
te laten als er druppels erin slaagden om binnen te dringen. Daarna gingen we
de verder de zee in en doken we een eerste keer tot maximaal 5 meter. Die
eerste keer viel al bij al wel wat tegen. Het enige dat we te zien kregen waren
een paar verdwaalde vissen en de gebruikelijke zeester. Toen de gasflessen
bijna leeg waren stegen we opnieuw naar het wateroppervlak, waar de boot ons
oppikte. ’s Middags werd er door de kapitein voor iedereen een middagmaal
bereid dat voornamelijk bestond uit kip en rijst.
De namiddagduik
overtrof alle verwachtingen. Met opnieuw bijgevulde zuurstofflessen doken we
het water in, nu op een andere plaats en tot maximaal 12 meter diep. Wat we nu
te zien kregen was andere koek dan in de voormiddag. We zwommen de hele tijd
tussen verschillende scholen vissen, variërend van geel-zwart gestreept tot
fluoriscerend blauw. De bodem lag vol met zeëegels en af en toe kwamen we wat
koralen tegen. Ook het gevoel van gewichtloosheid was fantastisch en met de
zwemvliezen aan voelden we ons de hele
tijd letterlijk als een vis in het water. Het hoeft niet gezegd dat wij
een beetje ontdaan waren toen bleek dat één van onze compagnons zijn
zuurstoffles al had opgebruikt toen wij nog overschot hadden en we daardoor al naar het
wateroppervlak moesten. Achja, we hebben ons nu al voorgenomen om in India uit te
kijken naar een nieuwe duikmogelijkheid J
Voor we opnieuw aanmeerden met de boot kregen we overigens een brevet van de internationale duikvereniging, dat één jaar geldig is en dat ons zonder nieuwe instructies te moeten aanhoren, toelaat om opnieuw tot op maximaal 12 meter diepte te gaan duiken. Nagenietend van onze mooie dag, begaven we ons voor een laatste maal op het strand waar we ons nog eens aan de strandbarbecue waagden. Een wijntje erbij en de klotsende zee op de achtergrond sloten ons Sihanoukville-hoofdstuk passend af.
Voor we opnieuw aanmeerden met de boot kregen we overigens een brevet van de internationale duikvereniging, dat één jaar geldig is en dat ons zonder nieuwe instructies te moeten aanhoren, toelaat om opnieuw tot op maximaal 12 meter diepte te gaan duiken. Nagenietend van onze mooie dag, begaven we ons voor een laatste maal op het strand waar we ons nog eens aan de strandbarbecue waagden. Een wijntje erbij en de klotsende zee op de achtergrond sloten ons Sihanoukville-hoofdstuk passend af.
Het was weer vroeg dag toen we om 7u30 door de wekker werden
gewekt (relatief gezien dan toch, excuses aan de werkende mens!). Omdat onze
paspoorten nog op de Myanmarese ambassade lagen, waar de verwerkingstijd
van onze visumaanvraag 6 dagen bleek te duren, maakten we nog een 2-daagse
tussenstop in Phnom Penh. Dat deden we deze keer gewoon met de bus, zodat het
traject geen 4 dagen duurde maar slechts 6 uurtjes. We kwamen nog net
op tijd aan om onze visa op te halen en gingen vervolgens naar ons hostel, waar
we avondmaalden en vroeg onder de wol kropen.
De volgende ochtend werden we tijdens het ontbijt
opgeschrikt, omdat we sinds lange tijd nog eens Antwerps te horen kregen aan
een nabijgelegen tafeltje. We maakten kennis met een koppel dat op een dikke
500 meter van ons woonde en ook sinds september aan het reizen was. Binnen een
maand zouden zij terugkeren naar België en voor de gelegenheid was hun familie
overgevlogen om de laatste weken met hen mee te reizen. Wat een aangename meevaller
was, is dat zij reeds in Myanmar waren geweest, waardoor wij hen grondig konden
uithoren naar eventuele do’s en don’ts. In ruil boden we hen de mogelijkheid om
van hun Myanmarese valuta af te raken, die onwisselbaar zijn buiten het land.
De dag in Phnom Penh bezochten we de dingen waar we de week
voordien niet toe waren gekomen, de centrale markt, de zilveren pagoda en Wat
Phnom. Dat eerste bleek vooral de moeite omwille van het kruisvormige gebouw,
dat hier door de Fransen was neergepoot. De rommel die ze binnenin verkochten
kon ons minder bekoren. De zilveren pagoda, die haar naam dankt aan haar met
zilveren tegels belegde vloer, was wel heel mooi. Binnenin staan allerlei
geschenken die verschillende vorsten hadden meegebracht tijdens staatsbezoeken.
Veel goud, veel diamant. Wat Phnom is een tempel die staat op het hoogste punt
van Phnom Penh, een kunstmatig aangelegde heuvel. Veel bijzonders valt er niet
over te vertellen. Eten deden we nog eens bij de Italiaan van onze eerste dag
PP, meer dan een week voordien. Opnieuw een voltreffer.
’s Morgens waren we opnieuw in de weer om onze fietsen op te
tuigen. Deze keer zouden we noordwaarts rijden richting de tweede grootste stad
van Cambodja, Battambang. In alle reisgidsen staat geschreven dat als je het
echte authentieke Cambodjaanse stadsleven wil meemaken, je geheid naar hier
moet afzakken. Dat wilden deze gehoorzame reizigers wel en dus stonden er 300
fietskilometers op het programma. Het verleden leerde dat dit ons vier dagen
zou gaan kosten.
Het inschatten van de
verplaatsingstijds per fiets is trouwens één van de verschillen tussen de
Vietnamezen en de Cambodjanen, hebben we hier al opgemerkt. Aangezien iedereen
in Vietnam zich per brommer verplaatst, lijken ze er totaal geen idee meer van
te hebben hoe traag fietsen gaat. Toen we bijvoorbeeld informeerden of er op de
weg van Nha Thrang naar Da Lat (140km, 65 bergop) ergens slaapmogelijkheden
zijn, verzekerde men ons dat we die afstand makkelijk in één keer op 7 á 8
uurtjes konden afleggen per fiets, onderweg ergens slapen was niet nodig.
Uiteindelijk zouden we er twee dagen over doen en deed Elisabeth 75km per bus en
ik 15 per taxi. Cambodjanen daarentegen hebben veel vaker geen brommer te
beschikking en als ze al een fiets hebben is het meestal een aftands ding
zonder versnellingen. Zij zijn dan ook steeds erg onder de indruk van onze
prestaties. (‘You very tired!’)
Ondanks dat we wat later vertrokken dan we hadden gepland
sloegen we erin om de eerste dag 88 kilometer af te leggen tot in Kampong
Chnang, een dorpje waar niets bijzonders op te merken viel maar waar we wel een
hotel aantroffen. Voor het eten trokken we de straat op en vonden we een
restaurantje vlakbij. Restaurantjes hier moet je je trouwens niet voorstellen
zoals wij die kennen. Hier zijn dat eigenlijk houten woningen, waar een
strooien afdak voor gebouwd is en plastieken stoelen en tafels onderstaan. Het
eten vinden we hier doorgaans wel beter dan het Vietnemese, al is het niet per
sé veel gevarieerder. Vaak is het ook rijst of noedels, maar hier heb je vaak
de keus om die te laten bakken ipv enkel koken. Het vlees is hier iets
verfijnder en vaak niet helemaal doorspekt met bot. De specialiteiten heten lok
lak (rijst met rundsvlees) en amok (een visgerecht in bananenblad) en die
zijn beiden zeer te pruimen.
De tweede fietsdag waren we eigenlijk veel te laat
vertrokken. Het was al 13u toen we ons middageten hadden verorberd en we onze
eerste meters nog moesten malen. Doel was om 70 kilometer te doen vandaag en
binnen tijd aankomen zou link worden. Bovendien verslechterde de toestand van
de wegen dramatisch. Het wegdek zat vol met putten, met soms diameters van een
halve meter en vaak tot 10 centimeter diep. Gevolg was dat ik er 3 maal in
slaagde om lek te rijden en mijn totaal meteen meer dan verdubbelde tot 5,
allemaal in de achterband. Ondertussen toont Elisabeth zich een stuk
rijvaardiger. Zij slaagde erin om alle hindernissen te ontwijken en haar banden
gaaf te houden. Door deze mix van luiheid en pech, werd ons doorzettingvermogen
stevig op de proef gesteld. Door er flink de pees op te leggen bereikten we in
het schemerdonker toch nog het vooropgestelde doel, het dorpje Krakor. Daar was
gelukkig een guesthouse, dat bovendien ook als restaurant dienst deed, twee
vliegen in één klap.
En die twee vliegen zouden er uiteindelijk drie worden, want
tijdens het eten raakten we aan de praat met Vanary, de meest welbespraakte
Cambodjaanse die we tot dan toe hadden ontmoet. Vanary was afkomstig uit een
gewone Cambodjaanse familie en had zoals zoveel Cambodjanen de kans niet
gekregen om verder te studeren. (Er is hier een effectieve schoolplicht tot 14
jaar, die evenwel nooit wordt afgedwongen, waarna de middelbare school begint
die voor vele kinderen te duur is en te ver weg van het dorp ligt). Hoewel het
in Cambodja de gewoonte is dat huwelijken door de ouders worden gearrangeerd
had zij zich hiertegen verzet en zelf haar man gekozen. Inmiddels had ze drie
kinderen en de zorg daarvoor combineerde ze met haar taak als country manager
voor een Australische NGO. Op de koop toe baatte ze daarnaast nog een
kledingswinkel uit. Toen we haar hoorde klagen hoe moeilijk dit allemaal te
combineren was, waanden we ons weer even in België. Het werk dat zij met de NGO
deed leek ons heel nuttig. Zij hadden een hele waaier van projecten lopen. Eén
daarvan had tot doel om de bevolking op een andere manier aan landbouw te laten
doen. Op dit moment werkt 85% van de bevolking als landbouwer en 90% van de
bewerkte gronden wordt enkel gebruikt om rijst te telen. Alle overige gewassen
moeten worden ingevoerd uit andere landen. Haar NGO ijverde ervoor om de
bevolking aan te zetten ook andere gewassen te telen en zo voor een stuk
zelfvoorzienend te worden, zodat ze op die manier een meer gevarieerde maaltijd
kunnen bekomen. Maar de switch maken bij de bevolking om over te stappen van de
gekende en zeer arbeidsextensieve rijstteelt naar andere, meer
arbeidsintensievere vormen van landbouw blijkt heel moeilijk. Voor het overige
leerden we van Vanary ook dat de corruptie diepgeworteld zit in het
maatschappelijk bestel. (Volgens transparancy international, dat een
rangschikking maakt van minst corrupte landen staat Cambodia op plaats 157 van
de 176, net een plaatsje voor Congo en Libië). Het is hier zo erg dat telkens
wanneer je beroep doet op een overheidsinstantie er extra moet betaald worden
aan de ambtenaar, ook als je bijvoorbeeld gewoon een geboorteaangifte gaat
doen. Voor mensen op het platteland is die last vaak nauwelijks te dragen.
Gevolg van al die corruptie is dat de ongelijkheid hier
enorm is. De ambtenaren (die functionarissen zijn van de heersende CPP) rijden
hier rond in Lexussen en BMW’s, de rest van de bevolking verplaatst zich vaak
blootsvoets, per fiets of in het beste geval per brommer. Wanneer je aan het
fietsen bent wordt je op de weg gedurig voorbijgeraasd door minibusjes die
letterlijk volgestouwd zijn met mensen en waaraan vaak ook nog eens een
karrevracht materiaal met touwen is aan vastgebonden. Wanneer je een
vrachtwagen ziet rijden kan je er donder op zeggen dat er ook nog een trosje
mensen op het dak meereist.
In een onafhankelijke Engelstalige krant die ik hier te
pakken had gekregen las ik trouwens een eigenaardig interview met premier Hun
Sen. Volgens hem werd het boomende toerisme bedreigd door twee factoren. Ten
eerste was er de verkeersveiligheid. Hoewel er de afgelopen jaren heel veel
geïnvesteerd is in de aanleg van het wegdek van de belangrijkste snelwegen, kom
je soms langs plaatsen waar het er erbarmelijk bijligt. Die grote wegen zijn
trouwens allemaal eenbaansvakken, een beetje te vergelijken met onze
provinciale wegen. Al het verkeer, zowel de zware vrachtwagens als de brommers,
de auto’s en toeristenbussen moeten erover. Bijgevolg wordt er voortdurend
ingehaald en dat resulteert uiteraard al eens in een frontale aanrijding,
waarbij soms ook toeristenbussen betrokken zijn. Gelukkig rijdt er momenteel
nog niet zoveel verkeer door Cambodja, maar wanneer de welvaart hier zal
toenemen wordt dit één van de belangrijkste aandachtspunten.
De tweede factor waarvan de premier in het interview sprak
zijn de schietpartijen in de bars en nachtclubs. En hij zei erbij dat de daders
hiervan moeten gestraft worden ‘zelfs al komen ze uit machtige families’.
Wanneer je die laatste zin nog eens leest, besef je meteen hoe hallicunant de
situatie hier is. Het artikel vermeldde dat een neefje van de premier in 2009
twee mensen in een bar had doodgeschoten. Nadat hij in eerste aanlag was
veroordeeld, werd hij in beroep vrijgesproken zonder één dag in de cel te
hebben gezeten. Oké, het is wat kort door de bocht om daar meteen grote
conclusies aan te verbinden zonder de zaak grondig te kennen, maar het geeft
volgens mij wel een indicatie. Ook onze reisgids waarschuwde al om in bars geen
discussie aan te gaan met en op te passen voor rijkelooszoontjes die hier vaak
gewapend rondlopen.
Qua rechtshandhaving is het hier overigens tout court
rampzalig gesteld. Op de weg geldt bijvoorbeeld de wet van de sterkste (en dus
grootste), bij een verkeersongeval moet je er niet op rekenen dat de politie
aanstalte maakt om een pv op te maken of op een of andere manier in te grijpen.
Een ander mooi voorbeeld is, hoewel het officieel verboden is, je in de steden
schietbanen vindt waar toeristen eens een kalasjnikov ter hand kunnen nemen aan
€1 per kogel. En dat zijn verre van duistere milieus waarin je je daarvoor
hoeft te begeven, onze jeugdherberg afficheerde deze mogelijkheid gewoon aan het centrale prikbord.
Volgens de lonely planet is het ook mogelijk om met een granaatwerper te
werken, maar dat zou een tikkeltje duurder zijn.
Onder meer over dit alles en nog veel meer ging het gesprek
die avond met Vanary. We wisselden gegevens uit en we denken eraan om haar na
onze reis nog eens contacteren om iets op het getouw te zetten om haar
vereniging te steunen. Momenteel zijn we voorzichtig aan het denken om
eventueel een kalender te ontwerpen met 12 van onze beste reisfoto’s en die
te verkopen ten voordele van haar werking. Maar dat zijn zaken (en zorgen) voor
later. Wordt dus vervolgd.
Intussen genoten we erg van onze fietstocht. Elisabeths
conditie is er sinds ons vertrek in Hanoi erg op vooruitgegaan en ik voel dat
we nu makkelijk langere afstanden aankunnen en onze gemiddelde snelheid ligt
ook al een heel pak hoger. Ik vermoed dat we ook wat extra kilootjes kwijt
zijn. Onderweg spelen we hier met veel plezier een “waar is wally”-variant. Die
gaat als volgt: een kind (of veel vaker een groep kinderen) roept zo hard hij
kan ‘hellloooo’ en herhaalt dit net zo vaak tot wij ons met de glimlach naar
hem toedraaien en onze hand de lucht in steken. Vaak is het voor ons een beetje
zwaaien in het ijle, want die kleine pagadders blijken dan nergens de
bespeuren, of soms zijn ze zo ver af dat wij ons verwonderd verbazen over hun
adelaarsogen.
De derde dag op onze weg naar Battambang moesten we opnieuw
vol aan de bak: wilden we enige kans hebben op een plaats om te overnachten dan
moesten we op zijn minst tot in Moung Roussei raken, het enige stadje die naam
waardig op onze weg en 90 kilometer van onze startplaats verwijderd. De
voormiddag verliep niet zo voorspoedig. We hadden al wat last van de
vermoeidheid van de voorbije twee dagen en de zon scheen weer ongenadig hard.
De weersomstandigheden spelen het fietsen hier niet in de kaart. Elke dag is
het hier een graad of 32 en de luchtvochtigheid is zwaar om dragen. Wij drinken
hier dagelijks minstens 5 liter water, en voelen dan dat dat eigenlijk wat te
weinig is. In de namiddag overtroffen we ons opnieuw en we kwamen een uurtje
voor zonsondergang aan op onze bestemming, waar we gelukkig één guesthouse
aantroffen. Eten was moeilijker te vinden, dus stelden we ons tevreden met wat
we konden vinden. Dat bleek een kommetje overgaargekookte rijstebrij te zijn
met een hardgekookt eitje en een slaatje waarin plots dikke zwarte poten
opdoken. Aanvankelijk dachten we even aan tarantula’s, aangezien dat een lokale
specialiteit is in een van Cambodja’s provinciedorpjes, maar nader onderzoek
deed ons besluiten dat het een soort krabbenpoten moesten zijn. Dat denken we
althans...
Door onze flinke
inspanningen van de vorige drie dagen was de af te leggen afstand tot onze
eindbestemming nog slechts 45 kilometer. Gezwind doken we die voormiddag de
fiets op en voor we het wisten reden we Battambang binnen. Hoewel het de tweede
stad van het land zou moeten zijn, hing er toch een sfeer van gezapigheid. Het
aantal voertuigen betrof slechts een fractie van Phnom Penh, nieuwe gebouwen
trof je er nauwelijks aan en de koloniale gebouwen langs de rivier die de stad
door midden sneed, gaven het geheel wat grandeur. Battambang bleek vooral een
stad om wat in rond te wandelen, een terrasje te doen in een van de vele koffiehuizen
en te genieten van de relatieve rust. Omdat de stad de laatste jaren steeds
meer toeristen trekt zijn er in de omgeving ook wel een aantal attracties uitgebouwd, maar geen van allen konden ons overtuigen om een kijkje te
gaan nemen. Misschien zijn we de laatste tijd wat teveel verwend J
Na het dagje Battambang was het tijd voor de numero uno van
alle toeristische attracties in Cambodja: Siem Reap en de nabijgelegen
Angkortempels. De naam Angkor slaat zoals eerder gezegd op het uitgestrekte rijk
dat de Cambodjanen tussen de 9de en de 13de eeuw wisten
uit te bouwen. Tijdens deze gouden eeuwen voelden nieuwe koningen de
onweerstaanbare dwang om hun heerschappij bij hun volk te verantwoorden door
het optrekken van reusachtige tempels, de bekendste daarvan is ongetwijfeld
Angkor Wat. Omdat al die koningen zo hun best hebben gedaan is het makkelijk
mogelijk om een hele week tempels te gaan bekijken, die vaak heel verschillend
zijn qua opzet. Wij kozen om het bij drie dagen te houden, met middenin ergens
een dagje rust.
Op voorhand hadden we zelf al het één en ander gelezen op
blogs van mensen die de tempels bezochten en telkens is dat nogal moeilijk
volgen omdat je rond je oren wordt geslagen met de meest onmogelijk te
onthouden namen. Ik zal dan ook niet teveel toelichten, maar gewoon een mooie
selectie foto’s posten. Voor de kenners nog even meegeven dat we Sra Srang,
Bantaey Kdei, Preah Khan, Ta Keo, Ta Phrom, Angkor Wat, Phnom Bakeng, Bayon,
Beng Melea, Kbal Spean en Banteay Srei hebben aangedaan. Voor de niet kenners:
tempels bezoeken doe je per fiets. De drukstbezochte tempels liggen ergens
tussen de 10 en de 15 kilometer van de stad. De drie laatste tempels, die we op
de laatste dag hebben gedaan, liggen wat verder weg en die doe je per tuktuk, een
brommertaxi die je dan de hele dag afhuurt voor, in ons geval, 35 dollar.
Van alle tempels vonden we, zoals zoveel mensen waarschijnlijk, Bayon de mooiste. Dat is één van de jongste tempels (uit de 13de eeuw), net voor het rijk in verval raakte. Het fascinderende aan de tempel is dat hij bestaat uit oorspronkelijk 54 (nu nog 37) lotusvormige torens, waarin telkens 4 gezichten zijn gebeeldhouwd. Vanuit elke hoek, waar je ook staat in de tempel, wordt je bijgevolg aangestaard door een aantal merkwaardig lachende gezichten. Met de ondergaande zon erbij was dit het hoogtepunt van onze tempeltocht.
Waarom Angkor Wat haast als enige van deze tempels
wereldwijde bekendheid heeft verworven, is voornamelijk omwille van haar
gaafheid. De overige tempels zijn korte tijd na de val van het Angkorrijk in
onbruik geraakt en gedurende een aantal eeuwen overwoekerd door de jungle.
Gevolg is dat toen de Fransen hen in het begin van de 20ste eeuw
aantroffen, de bomen lelijk hadden huisgehouden. Wortels en takken waren langzaam
tussen de voegen van de muren en daken gegroeid en die massieve natuurkracht had
vele tempels in halve of hele ruïnes veranderd. In de jaren na de ontdekking is
men dan begonnen met de restauratie. Steen per steen werd genummerd en
weggehaald van zijn oorspronkelijke plaats, zodat de bomen en planten die hen
hadden overwoekerd, konden worden verwijderd. Nadien is men dan alles opnieuw
ineen gaan puzzelen, met het huidige resultaat als gevolg. Toch heeft men ook
sommige tempels in de toestand gelaten waarin men ze aangetroffen heeft, om de
toeristen ook een kijk te gunnen op de verwezelijkingen van moedertje natuur.
Angkor Wat is de grote uitzondering hierop. Gedurende de hele geschiedenis is
zij dienst blijven doen als tempel en dus staat zij nog steeds min of meer
ongeschonden in haar oorspronkelijke staat. Daarom wordt zij terecht gezien als
hét typevoorbeeld van de Angkoriaanse architectuur.
Onze tempeltrip betekende ook meteen het einde van onze tijd
in Cambodja. We twijfelden aanvankelijk nog even of we een deel van de afstand
tussen Siem Reap en Bangkok per fiets zouden afleggen, maar onder meer de
onaantrekkelijkheid van de weg en de geringe tijd die er zou overblijven om
iets van Bangkok te zien voor onze vlucht naar Myanmar (op 5 februari) deed ons
besluiten om de bus te nemen tot onze volgende bestemming.
Soms heb je van die dagen dat alles lijkt mee te zitten en
de dag van onze transfer naar Bangkok was er zo één. Het enige wat we op
voorhand hadden geregeld was onze bus tot Poipet, een Cambodjaanse grensstad.
De bus vertrok netjes op tijd én er was plaats genoeg om onze fietsen mee te
nemen (dat is hier toch altijd wat bang afwachten). Toen we aan de grens kwamen
moest iedereen uitstappen en te voet verder. Toen de dienstdoende ambtenaar zag
dat wij per fiets waren, mochten we de meterslange rij wachtenden voorafgaan om
onze stempel te gaan halen (omdat we minder dan 15 dagen zouden blijven voor we
het land weer uitgingen, was een stempel in ons paspoort genoeg) en hoefden we
nadien zelfs niet meer langs de douane (en eventuele rugzakkencontrole) te
gaan. Intussen was het middag en vlak over de grens vonden we een gezellig
graspleintje waar we in de schaduw van de omringende bomen onze meegebrachte
pick-nick opaten. Na het eten besloten we wat verder te fietsen tot we een dorp
tegenkwamen. Daar stond tot onze vreugde een bus ons op te wachten die 20
minuten later naar Bangok zou vertrekken. Zelfde verhaal toen we in Bangkok
aankwamen. We stapten uit, op een busstation een heel eind uit het centrum. De
enige tuktuk die daar stond bleek in staat om ons en onze fietsen naar ons
hostel te vervoeren voor 6 euro. Hoera! Uiteindelijk kwamen we om 20u zonder
enig probleem te hebben gehad aan op onze hotelkamer. Het is in het verleden al anders gelopen...
Ondertussen hebben we er ook onze 5 dagen Bangkok opzitten
en nemen we deze middag het vliegtuig naar Myanmar, waar we morgenvroeg nog
eens vertrouwde gezichten gaan ontmoeten. Twee vrienden die we tijdens onze
studententijd in Leuven leerden kennen, Benjamin en Laura vervoegen ons voor
iets meer dan 2 weken.
Omdat de tijd begint te nijpen zal ik onze avonturen in
Bangkok in de volgende post beschrijven en sluit ik hier voorlopig af. In
Myanmar is er haast geen internetverbinding, dus zal de volgende post pas op het
einde van de maand volgen. Tot dan!
Wannes en Elisabeth