maandag 4 februari 2013

Blogpost 12: Phnom Penh - Battambang - Siem Reap


Hallo iedereen!

Alweer drie weken gepasseerd en opnieuw lijkt de tijd een tandje te hebben bijgestoken. Binnen enkele dagen stappen we het vliegtuig op om Myanmar te verkennen en wanneer we terug zijn, zitten we al halfweg!
Maar eerst even overlopen wat we sinds onze Cambodjaanse strandvakantie nog hebben uitgespookt, te beginnen met onze duiktrip. Zoals gezegd was het de eerste keer dat wij iets dergelijks ondernamen en aangezien duiken niet helemaal risicovrij is, moesten er nog enkele formaliteiten worden vervuld alvorens we de oceanen mochten gaan verkennen.



De avond voor ons vertrek werden we een eerste maal op de duikvereniging verwacht. Daar werd aan de hand van een medische vragenlijst gecheckt of we wel fysiek geschikt waren. Elisabeth gaf aan soms last te hebben van haar oren op het vliegtuig en werd prompt naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis gestuurd voor verder onderzoek. Als zou blijken dat ze een oorprobleem had, waardoor ze de druk van het water niet zou aankunnen, kon de vereniging het risico niet nemen haar te laten vertrekken. Meegaan om te snorkelen was dan het alternatief. Gelukkig bleken haar oren pico bello en mocht ze mee!

De volgende stap was het bekijken van een 40 minuten durende instructievideo over de risico’s van het duiken en hoe daarmee om te gaan. Dat werd besloten met het invullen van een korte vragenlijst waarmee werd gecontroleerd of alles begrepen was. Na het bekijken van de video begrepen we pas echt dat de hele onderneming niet geheel zonder risico was en Elisabeths zenuwen namen al lichtjes toe. Het belangrijkste waarop in de video werd gehamerd, was dat we bij het stijgen steeds moesten blijven uitademen. Je adem inhouden zorgde ervoor dat de lucht die in je longen zat (en die door de grotere druk onder water ferm was samengeperst), terug uitzette en in het slechtste geval kon je op die manier je longen laten stukspringen.
De volgende ochtend werden we om 7u15 op de club verwacht, vanwaar we per minibus naar de haven zouden rijden en de boot zouden nemen naar een afgelegen eiland. We maakten er een eerste keer kennis met onze metgezellen voor die dag. In totaal zouden we met 8 onervaren duikers zijn en twee duikers met een brevet. Per 4 onervaren duikers werd er ook één instructeur voorzien, een Schot en een Fransman. De hele duikvereniging was trouwens in buitenlandse handen, wat ons tot onze schaamte eigenlijk toch ook wel wat geruststelde. De bootrit naar het eiland duurde twee uur. We kregen er ontbijt en een eerste instructie waar alles op de boot zich bevond en hoe de dag er zou gaan uitzien. Na anderhalf uur varen werden enkele mensen stilaan zeeziek. De boot was niet al te groot en de harde golven deden hem vrolijk dansen op de zee. Een kwartier voordat we aankwamen was het dan zover, iemand kon zich niet meer bedwingen en zou alsnog zonder ontbijt het water in moeten duiken. Omdat zulke verhalen de neiging hebben de persoon in kwestie te blijven achtervolgen zal ik geen namen noemen.

Soit, toen Elisabeth zich wat beter voelde, trokken we onze pakken aan, bliezen onze vesten op en lieten ons in het water zakken. Daar deden we onze zwemvliezen aan en zwommen naar de kust, waar we in het ondiepe water eerst wat basisvaardigheden onder de knie moesten zien te krijgen voor we aan het echte werk konden beginnen. Fabrice, onze Franse instructeur was heel behulpzaam en geduldig en leerde ons om ons mondstuk onder water uit te doen en opnieuw in te steken en onze bril te kuisen als die aandampte en om het water eruit te laten als er druppels erin slaagden om binnen te dringen. Daarna gingen we de verder de zee in en doken we een eerste keer tot maximaal 5 meter. Die eerste keer viel al bij al wel wat tegen. Het enige dat we te zien kregen waren een paar verdwaalde vissen en de gebruikelijke zeester. Toen de gasflessen bijna leeg waren stegen we opnieuw naar het wateroppervlak, waar de boot ons oppikte. ’s Middags werd er door de kapitein voor iedereen een middagmaal bereid dat voornamelijk bestond uit kip en rijst.

 De namiddagduik overtrof alle verwachtingen. Met opnieuw bijgevulde zuurstofflessen doken we het water in, nu op een andere plaats en tot maximaal 12 meter diep. Wat we nu te zien kregen was andere koek dan in de voormiddag. We zwommen de hele tijd tussen verschillende scholen vissen, variërend van geel-zwart gestreept tot fluoriscerend blauw. De bodem lag vol met zeëegels en af en toe kwamen we wat koralen tegen. Ook het gevoel van gewichtloosheid was fantastisch en met de zwemvliezen aan voelden we ons de hele tijd letterlijk als een vis in het water. Het hoeft niet gezegd dat wij een beetje ontdaan waren toen bleek dat één van onze compagnons zijn zuurstoffles al had opgebruikt toen wij nog overschot hadden en we daardoor al naar het wateroppervlak moesten. Achja, we hebben ons nu al voorgenomen om in India uit te kijken naar een nieuwe duikmogelijkheid J

Voor we opnieuw aanmeerden met de boot kregen we overigens een brevet van de internationale duikvereniging, dat één jaar geldig is en dat ons zonder nieuwe instructies te moeten aanhoren, toelaat om opnieuw tot op maximaal 12 meter diepte te gaan duiken. Nagenietend van onze mooie dag, begaven we ons voor een laatste maal op het strand waar we ons nog eens aan de strandbarbecue waagden. Een wijntje erbij en de klotsende zee op de achtergrond sloten ons Sihanoukville-hoofdstuk passend af.


Het was weer vroeg dag toen we om 7u30 door de wekker werden gewekt (relatief gezien dan toch, excuses aan de werkende mens!). Omdat onze paspoorten nog op de Myanmarese ambassade lagen, waar de verwerkingstijd van onze visumaanvraag 6 dagen bleek te duren, maakten we nog een 2-daagse tussenstop in Phnom Penh. Dat deden we deze keer gewoon met de bus, zodat het traject geen 4 dagen duurde maar slechts 6 uurtjes. We kwamen nog net op tijd aan om onze visa op te halen en gingen vervolgens naar ons hostel, waar we avondmaalden en vroeg onder de wol kropen.

De volgende ochtend werden we tijdens het ontbijt opgeschrikt, omdat we sinds lange tijd nog eens Antwerps te horen kregen aan een nabijgelegen tafeltje. We maakten kennis met een koppel dat op een dikke 500 meter van ons woonde en ook sinds september aan het reizen was. Binnen een maand zouden zij terugkeren naar België en voor de gelegenheid was hun familie overgevlogen om de laatste weken met hen mee te reizen. Wat een aangename meevaller was, is dat zij reeds in Myanmar waren geweest, waardoor wij hen grondig konden uithoren naar eventuele do’s en don’ts. In ruil boden we hen de mogelijkheid om van hun Myanmarese valuta af te raken, die onwisselbaar zijn buiten het land.

De dag in Phnom Penh bezochten we de dingen waar we de week voordien niet toe waren gekomen, de centrale markt, de zilveren pagoda en Wat Phnom. Dat eerste bleek vooral de moeite omwille van het kruisvormige gebouw, dat hier door de Fransen was neergepoot. De rommel die ze binnenin verkochten kon ons minder bekoren. De zilveren pagoda, die haar naam dankt aan haar met zilveren tegels belegde vloer, was wel heel mooi. Binnenin staan allerlei geschenken die verschillende vorsten hadden meegebracht tijdens staatsbezoeken. Veel goud, veel diamant. Wat Phnom is een tempel die staat op het hoogste punt van Phnom Penh, een kunstmatig aangelegde heuvel. Veel bijzonders valt er niet over te vertellen. Eten deden we nog eens bij de Italiaan van onze eerste dag PP, meer dan een week voordien. Opnieuw een voltreffer.







’s Morgens waren we opnieuw in de weer om onze fietsen op te tuigen. Deze keer zouden we noordwaarts rijden richting de tweede grootste stad van Cambodja, Battambang. In alle reisgidsen staat geschreven dat als je het echte authentieke Cambodjaanse stadsleven wil meemaken, je geheid naar hier moet afzakken. Dat wilden deze gehoorzame reizigers wel en dus stonden er 300 fietskilometers op het programma. Het verleden leerde dat dit ons vier dagen zou gaan kosten.

 Het inschatten van de verplaatsingstijds per fiets is trouwens één van de verschillen tussen de Vietnamezen en de Cambodjanen, hebben we hier al opgemerkt. Aangezien iedereen in Vietnam zich per brommer verplaatst, lijken ze er totaal geen idee meer van te hebben hoe traag fietsen gaat. Toen we bijvoorbeeld informeerden of er op de weg van Nha Thrang naar Da Lat (140km, 65 bergop) ergens slaapmogelijkheden zijn, verzekerde men ons dat we die afstand makkelijk in één keer op 7 á 8 uurtjes konden afleggen per fiets, onderweg ergens slapen was niet nodig. Uiteindelijk zouden we er twee dagen over doen en deed Elisabeth 75km per bus en ik 15 per taxi. Cambodjanen daarentegen hebben veel vaker geen brommer te beschikking en als ze al een fiets hebben is het meestal een aftands ding zonder versnellingen. Zij zijn dan ook steeds erg onder de indruk van onze prestaties. (‘You very tired!’) 





Ondanks dat we wat later vertrokken dan we hadden gepland sloegen we erin om de eerste dag 88 kilometer af te leggen tot in Kampong Chnang, een dorpje waar niets bijzonders op te merken viel maar waar we wel een hotel aantroffen. Voor het eten trokken we de straat op en vonden we een restaurantje vlakbij. Restaurantjes hier moet je je trouwens niet voorstellen zoals wij die kennen. Hier zijn dat eigenlijk houten woningen, waar een strooien afdak voor gebouwd is en plastieken stoelen en tafels onderstaan. Het eten vinden we hier doorgaans wel beter dan het Vietnemese, al is het niet per sé veel gevarieerder. Vaak is het ook rijst of noedels, maar hier heb je vaak de keus om die te laten bakken ipv enkel koken. Het vlees is hier iets verfijnder en vaak niet helemaal doorspekt met bot. De specialiteiten heten lok lak (rijst met rundsvlees) en amok (een visgerecht in bananenblad) en die zijn beiden zeer te pruimen.

De tweede fietsdag waren we eigenlijk veel te laat vertrokken. Het was al 13u toen we ons middageten hadden verorberd en we onze eerste meters nog moesten malen. Doel was om 70 kilometer te doen vandaag en binnen tijd aankomen zou link worden. Bovendien verslechterde de toestand van de wegen dramatisch. Het wegdek zat vol met putten, met soms diameters van een halve meter en vaak tot 10 centimeter diep. Gevolg was dat ik er 3 maal in slaagde om lek te rijden en mijn totaal meteen meer dan verdubbelde tot 5, allemaal in de achterband. Ondertussen toont Elisabeth zich een stuk rijvaardiger. Zij slaagde erin om alle hindernissen te ontwijken en haar banden gaaf te houden. Door deze mix van luiheid en pech, werd ons doorzettingvermogen stevig op de proef gesteld. Door er flink de pees op te leggen bereikten we in het schemerdonker toch nog het vooropgestelde doel, het dorpje Krakor. Daar was gelukkig een guesthouse, dat bovendien ook als restaurant dienst deed, twee vliegen in één klap.




En die twee vliegen zouden er uiteindelijk drie worden, want tijdens het eten raakten we aan de praat met Vanary, de meest welbespraakte Cambodjaanse die we tot dan toe hadden ontmoet. Vanary was afkomstig uit een gewone Cambodjaanse familie en had zoals zoveel Cambodjanen de kans niet gekregen om verder te studeren. (Er is hier een effectieve schoolplicht tot 14 jaar, die evenwel nooit wordt afgedwongen, waarna de middelbare school begint die voor vele kinderen te duur is en te ver weg van het dorp ligt). Hoewel het in Cambodja de gewoonte is dat huwelijken door de ouders worden gearrangeerd had zij zich hiertegen verzet en zelf haar man gekozen. Inmiddels had ze drie kinderen en de zorg daarvoor combineerde ze met haar taak als country manager voor een Australische NGO. Op de koop toe baatte ze daarnaast nog een kledingswinkel uit. Toen we haar hoorde klagen hoe moeilijk dit allemaal te combineren was, waanden we ons weer even in België. Het werk dat zij met de NGO deed leek ons heel nuttig. Zij hadden een hele waaier van projecten lopen. Eén daarvan had tot doel om de bevolking op een andere manier aan landbouw te laten doen. Op dit moment werkt 85% van de bevolking als landbouwer en 90% van de bewerkte gronden wordt enkel gebruikt om rijst te telen. Alle overige gewassen moeten worden ingevoerd uit andere landen. Haar NGO ijverde ervoor om de bevolking aan te zetten ook andere gewassen te telen en zo voor een stuk zelfvoorzienend te worden, zodat ze op die manier een meer gevarieerde maaltijd kunnen bekomen. Maar de switch maken bij de bevolking om over te stappen van de gekende en zeer arbeidsextensieve rijstteelt naar andere, meer arbeidsintensievere vormen van landbouw blijkt heel moeilijk. Voor het overige leerden we van Vanary ook dat de corruptie diepgeworteld zit in het maatschappelijk bestel. (Volgens transparancy international, dat een rangschikking maakt van minst corrupte landen staat Cambodia op plaats 157 van de 176, net een plaatsje voor Congo en Libië). Het is hier zo erg dat telkens wanneer je beroep doet op een overheidsinstantie er extra moet betaald worden aan de ambtenaar, ook als je bijvoorbeeld gewoon een geboorteaangifte gaat doen. Voor mensen op het platteland is die last vaak nauwelijks te dragen.

Gevolg van al die corruptie is dat de ongelijkheid hier enorm is. De ambtenaren (die functionarissen zijn van de heersende CPP) rijden hier rond in Lexussen en BMW’s, de rest van de bevolking verplaatst zich vaak blootsvoets, per fiets of in het beste geval per brommer. Wanneer je aan het fietsen bent wordt je op de weg gedurig voorbijgeraasd door minibusjes die letterlijk volgestouwd zijn met mensen en waaraan vaak ook nog eens een karrevracht materiaal met touwen is aan vastgebonden. Wanneer je een vrachtwagen ziet rijden kan je er donder op zeggen dat er ook nog een trosje mensen op het dak meereist.

In een onafhankelijke Engelstalige krant die ik hier te pakken had gekregen las ik trouwens een eigenaardig interview met premier Hun Sen. Volgens hem werd het boomende toerisme bedreigd door twee factoren. Ten eerste was er de verkeersveiligheid. Hoewel er de afgelopen jaren heel veel geïnvesteerd is in de aanleg van het wegdek van de belangrijkste snelwegen, kom je soms langs plaatsen waar het er erbarmelijk bijligt. Die grote wegen zijn trouwens allemaal eenbaansvakken, een beetje te vergelijken met onze provinciale wegen. Al het verkeer, zowel de zware vrachtwagens als de brommers, de auto’s en toeristenbussen moeten erover. Bijgevolg wordt er voortdurend ingehaald en dat resulteert uiteraard al eens in een frontale aanrijding, waarbij soms ook toeristenbussen betrokken zijn. Gelukkig rijdt er momenteel nog niet zoveel verkeer door Cambodja, maar wanneer de welvaart hier zal toenemen wordt dit één van de belangrijkste aandachtspunten.

De tweede factor waarvan de premier in het interview sprak zijn de schietpartijen in de bars en nachtclubs. En hij zei erbij dat de daders hiervan moeten gestraft worden ‘zelfs al komen ze uit machtige families’. Wanneer je die laatste zin nog eens leest, besef je meteen hoe hallicunant de situatie hier is. Het artikel vermeldde dat een neefje van de premier in 2009 twee mensen in een bar had doodgeschoten. Nadat hij in eerste aanlag was veroordeeld, werd hij in beroep vrijgesproken zonder één dag in de cel te hebben gezeten. Oké, het is wat kort door de bocht om daar meteen grote conclusies aan te verbinden zonder de zaak grondig te kennen, maar het geeft volgens mij wel een indicatie. Ook onze reisgids waarschuwde al om in bars geen discussie aan te gaan met en op te passen voor rijkelooszoontjes die hier vaak gewapend rondlopen.

Qua rechtshandhaving is het hier overigens tout court rampzalig gesteld. Op de weg geldt bijvoorbeeld de wet van de sterkste (en dus grootste), bij een verkeersongeval moet je er niet op rekenen dat de politie aanstalte maakt om een pv op te maken of op een of andere manier in te grijpen. Een ander mooi voorbeeld is, hoewel het officieel verboden is, je in de steden schietbanen vindt waar toeristen eens een kalasjnikov ter hand kunnen nemen aan €1 per kogel. En dat zijn verre van duistere milieus waarin je je daarvoor hoeft te begeven, onze jeugdherberg afficheerde deze mogelijkheid gewoon aan het centrale prikbord. Volgens de lonely planet is het ook mogelijk om met een granaatwerper te werken, maar dat zou een tikkeltje duurder zijn.

Onder meer over dit alles en nog veel meer ging het gesprek die avond met Vanary. We wisselden gegevens uit en we denken eraan om haar na onze reis nog eens contacteren om iets op het getouw te zetten om haar vereniging te steunen. Momenteel zijn we voorzichtig aan het denken om eventueel een kalender te ontwerpen met 12 van onze beste reisfoto’s en die te verkopen ten voordele van haar werking. Maar dat zijn zaken (en zorgen) voor later. Wordt dus vervolgd.

Intussen genoten we erg van onze fietstocht. Elisabeths conditie is er sinds ons vertrek in Hanoi erg op vooruitgegaan en ik voel dat we nu makkelijk langere afstanden aankunnen en onze gemiddelde snelheid ligt ook al een heel pak hoger. Ik vermoed dat we ook wat extra kilootjes kwijt zijn. Onderweg spelen we hier met veel plezier een “waar is wally”-variant. Die gaat als volgt: een kind (of veel vaker een groep kinderen) roept zo hard hij kan ‘hellloooo’ en herhaalt dit net zo vaak tot wij ons met de glimlach naar hem toedraaien en onze hand de lucht in steken. Vaak is het voor ons een beetje zwaaien in het ijle, want die kleine pagadders blijken dan nergens de bespeuren, of soms zijn ze zo ver af dat wij ons verwonderd verbazen over hun adelaarsogen.





De derde dag op onze weg naar Battambang moesten we opnieuw vol aan de bak: wilden we enige kans hebben op een plaats om te overnachten dan moesten we op zijn minst tot in Moung Roussei raken, het enige stadje die naam waardig op onze weg en 90 kilometer van onze startplaats verwijderd. De voormiddag verliep niet zo voorspoedig. We hadden al wat last van de vermoeidheid van de voorbije twee dagen en de zon scheen weer ongenadig hard. De weersomstandigheden spelen het fietsen hier niet in de kaart. Elke dag is het hier een graad of 32 en de luchtvochtigheid is zwaar om dragen. Wij drinken hier dagelijks minstens 5 liter water, en voelen dan dat dat eigenlijk wat te weinig is. In de namiddag overtroffen we ons opnieuw en we kwamen een uurtje voor zonsondergang aan op onze bestemming, waar we gelukkig één guesthouse aantroffen. Eten was moeilijker te vinden, dus stelden we ons tevreden met wat we konden vinden. Dat bleek een kommetje overgaargekookte rijstebrij te zijn met een hardgekookt eitje en een slaatje waarin plots dikke zwarte poten opdoken. Aanvankelijk dachten we even aan tarantula’s, aangezien dat een lokale specialiteit is in een van Cambodja’s provinciedorpjes, maar nader onderzoek deed ons besluiten dat het een soort krabbenpoten moesten zijn. Dat denken we althans...




 Door onze flinke inspanningen van de vorige drie dagen was de af te leggen afstand tot onze eindbestemming nog slechts 45 kilometer. Gezwind doken we die voormiddag de fiets op en voor we het wisten reden we Battambang binnen. Hoewel het de tweede stad van het land zou moeten zijn, hing er toch een sfeer van gezapigheid. Het aantal voertuigen betrof slechts een fractie van Phnom Penh, nieuwe gebouwen trof je er nauwelijks aan en de koloniale gebouwen langs de rivier die de stad door midden sneed, gaven het geheel wat grandeur. Battambang bleek vooral een stad om wat in rond te wandelen, een terrasje te doen in een van de vele koffiehuizen en te genieten van de relatieve rust. Omdat de stad de laatste jaren steeds meer toeristen trekt zijn er in de omgeving ook wel een aantal attracties uitgebouwd, maar geen van allen konden ons overtuigen om een kijkje te gaan nemen. Misschien zijn we de laatste tijd wat teveel verwend J







Na het dagje Battambang was het tijd voor de numero uno van alle toeristische attracties in Cambodja: Siem Reap en de nabijgelegen Angkortempels. De naam Angkor slaat zoals eerder gezegd op het uitgestrekte rijk dat de Cambodjanen tussen de 9de en de 13de eeuw wisten uit te bouwen. Tijdens deze gouden eeuwen voelden nieuwe koningen de onweerstaanbare dwang om hun heerschappij bij hun volk te verantwoorden door het optrekken van reusachtige tempels, de bekendste daarvan is ongetwijfeld Angkor Wat. Omdat al die koningen zo hun best hebben gedaan is het makkelijk mogelijk om een hele week tempels te gaan bekijken, die vaak heel verschillend zijn qua opzet. Wij kozen om het bij drie dagen te houden, met middenin ergens een dagje rust.



Op voorhand hadden we zelf al het één en ander gelezen op blogs van mensen die de tempels bezochten en telkens is dat nogal moeilijk volgen omdat je rond je oren wordt geslagen met de meest onmogelijk te onthouden namen. Ik zal dan ook niet teveel toelichten, maar gewoon een mooie selectie foto’s posten. Voor de kenners nog even meegeven dat we Sra Srang, Bantaey Kdei, Preah Khan, Ta Keo, Ta Phrom, Angkor Wat, Phnom Bakeng, Bayon, Beng Melea, Kbal Spean en Banteay Srei hebben aangedaan. Voor de niet kenners: tempels bezoeken doe je per fiets. De drukstbezochte tempels liggen ergens tussen de 10 en de 15 kilometer van de stad. De drie laatste tempels, die we op de laatste dag hebben gedaan, liggen wat verder weg en die doe je per tuktuk, een brommertaxi die je dan de hele dag afhuurt voor, in ons geval, 35 dollar.

Van alle tempels vonden we, zoals zoveel mensen waarschijnlijk, Bayon de mooiste. Dat is één van de jongste tempels (uit de 13de eeuw), net voor het rijk in verval raakte. Het fascinderende aan de tempel is dat hij bestaat uit oorspronkelijk 54 (nu nog 37) lotusvormige torens, waarin telkens 4 gezichten zijn gebeeldhouwd. Vanuit elke hoek, waar je ook staat in de tempel, wordt je bijgevolg aangestaard door een aantal merkwaardig lachende gezichten. Met de ondergaande zon erbij was dit het hoogtepunt van onze tempeltocht.

Waarom Angkor Wat haast als enige van deze tempels wereldwijde bekendheid heeft verworven, is voornamelijk omwille van haar gaafheid. De overige tempels zijn korte tijd na de val van het Angkorrijk in onbruik geraakt en gedurende een aantal eeuwen overwoekerd door de jungle. Gevolg is dat toen de Fransen hen in het begin van de 20ste eeuw aantroffen, de bomen lelijk hadden huisgehouden. Wortels en takken waren langzaam tussen de voegen van de muren en daken gegroeid en die massieve natuurkracht had vele tempels in halve of hele ruïnes veranderd. In de jaren na de ontdekking is men dan begonnen met de restauratie. Steen per steen werd genummerd en weggehaald van zijn oorspronkelijke plaats, zodat de bomen en planten die hen hadden overwoekerd, konden worden verwijderd. Nadien is men dan alles opnieuw ineen gaan puzzelen, met het huidige resultaat als gevolg. Toch heeft men ook sommige tempels in de toestand gelaten waarin men ze aangetroffen heeft, om de toeristen ook een kijk te gunnen op de verwezelijkingen van moedertje natuur. Angkor Wat is de grote uitzondering hierop. Gedurende de hele geschiedenis is zij dienst blijven doen als tempel en dus staat zij nog steeds min of meer ongeschonden in haar oorspronkelijke staat. Daarom wordt zij terecht gezien als hét typevoorbeeld van de Angkoriaanse architectuur.




















































Onze tempeltrip betekende ook meteen het einde van onze tijd in Cambodja. We twijfelden aanvankelijk nog even of we een deel van de afstand tussen Siem Reap en Bangkok per fiets zouden afleggen, maar onder meer de onaantrekkelijkheid van de weg en de geringe tijd die er zou overblijven om iets van Bangkok te zien voor onze vlucht naar Myanmar (op 5 februari) deed ons besluiten om de bus te nemen tot onze volgende bestemming.

Soms heb je van die dagen dat alles lijkt mee te zitten en de dag van onze transfer naar Bangkok was er zo één. Het enige wat we op voorhand hadden geregeld was onze bus tot Poipet, een Cambodjaanse grensstad. De bus vertrok netjes op tijd én er was plaats genoeg om onze fietsen mee te nemen (dat is hier toch altijd wat bang afwachten). Toen we aan de grens kwamen moest iedereen uitstappen en te voet verder. Toen de dienstdoende ambtenaar zag dat wij per fiets waren, mochten we de meterslange rij wachtenden voorafgaan om onze stempel te gaan halen (omdat we minder dan 15 dagen zouden blijven voor we het land weer uitgingen, was een stempel in ons paspoort genoeg) en hoefden we nadien zelfs niet meer langs de douane (en eventuele rugzakkencontrole) te gaan. Intussen was het middag en vlak over de grens vonden we een gezellig graspleintje waar we in de schaduw van de omringende bomen onze meegebrachte pick-nick opaten. Na het eten besloten we wat verder te fietsen tot we een dorp tegenkwamen. Daar stond tot onze vreugde een bus ons op te wachten die 20 minuten later naar Bangok zou vertrekken. Zelfde verhaal toen we in Bangkok aankwamen. We stapten uit, op een busstation een heel eind uit het centrum. De enige tuktuk die daar stond bleek in staat om ons en onze fietsen naar ons hostel te vervoeren voor 6 euro. Hoera! Uiteindelijk kwamen we om 20u zonder enig probleem te hebben gehad aan op onze hotelkamer. Het is in het verleden al anders gelopen...

Ondertussen hebben we er ook onze 5 dagen Bangkok opzitten en nemen we deze middag het vliegtuig naar Myanmar, waar we morgenvroeg nog eens vertrouwde gezichten gaan ontmoeten. Twee vrienden die we tijdens onze studententijd in Leuven leerden kennen, Benjamin en Laura vervoegen ons voor iets meer dan 2 weken.

Omdat de tijd begint te nijpen zal ik onze avonturen in Bangkok in de volgende post beschrijven en sluit ik hier voorlopig af. In Myanmar is er haast geen internetverbinding, dus zal de volgende post pas op het einde van de maand volgen. Tot dan!

Wannes en Elisabeth